zondag 23 december 2012

'Grepen uit een Jagersleven'



Waarde vriend,
Je bent al weer op reis. En je hebt me nog niets verteld over je vorige reis! We zien elkaar te weinig. Gelukkig stuur je me regelmatig een ansichtkaart. Als terugkomt, moet je me uitgebreid verhalen over je reizen.
Ik ben zo vrij geweest om jou deze brief te sturen, geen e-mail, maar een ouderwetse brief. Geprint weliswaar, want ik heb schrijfkramp (een erkende aandoening!) en mijn handschrift zou jou te veel vermoeien. Ik stuur de brief naar Hotêl le Mandala in Saint-Tropez. Je had me verteld dat je daar een enige tijd zou verblijven.
            Ik schrijf je omdat ik - al weer enige tijd geleden - mijn collectie jachtboeken heb kunnen uitbreiden met een fantastisch jachtboek: ‘Grepen uit een Jagersleven’ van G.J. van Heek. Het is een duur boek. Amazon biedt nog één exemplaar aan voor £ 170,-. Dat is ook ongeveer het bedrag wat ik er voor betaald heb.
Het boek is een dikke 300 pagina’s dik, voorzien van enkele eenvoudige foto’s en illustraties. Het is in 1944 uitgegeven door de N.V. Uitgevers-Maatschappij Æ. E. Kluwer uit Deventer.


Zoals de titel al doet vermoeden, is het een beschrijving van het jagersleven van G.J. van Heek jr. Hij is in Lonneker geboren op 8 juni 1880 en gestorven in 1958, als zoon van een textielbaron uit Twente. Samen met zijn broer leidde hij later de textielonderneming N.V. Rigtersbleek/G.J. van Heek & zonen. Hij was een hartstochtelijk natuurliefhebber en jager. Hij is jaren bestuurslid geweest van De Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Vroeger zag je vaker dat jagers een belangrijk rol vervulden bij dergelijke natuurclubs. De oud-voorzitter van Valkeniersvereniging Adriaan Mollen en tevens jager, Kees de Bruin, bijvoorbeeld, was geruime tijd directeur van Vogelbescherming. Dat jagers nu geen rol van betekenis meer spelen in dergelijke natuurclubs is begrijpelijk. De leden staan over het algemeen ver van de realiteit van de natuur af. En dus heerst er een anti-jachtstemming Omdat deze natuurclubs bij de gratie van hun leden bestaan, moeten ze naar de pijpen van hun leden dansen. Natuurclubs zijn bedrijven geworden met veel personeel en materieel. In deze tijd zit niemand te wachten op een faillissement, ook zij niet…
Gerrit Jan van Heek was een vroom man. Hij was president-kerkvoogd van de Nederlands Hervormde Kerk in Enschede en lid van het kiescollege van de Nederlands Hervormde Kerk. Hij was een verwoed verzamelaar van schilderijen, die later aan het Rijksmuseum Twenthe zijn geschonken.
Hij heeft nog 2 boeken geschreven: ‘Reewild in Nederland’ (1948) en ‘Miene Vreenden’ (1958).
            Het boek ‘Grepen uit een Jagersleven’, welke ik via Jachtforum.nl van Bertie Weegerink uit Haaksbergen heb kunnen kopen, valt vooral op door zijn grootte. Het is maar liefst 25 cm breed met een bladspiegel van 19 cm. Dat leest moeilijk, maar je went er aan.
Het boek gaat over het (jagers)leven van van Heek tussen ruwweg begin 1900 tot het begin van de 2e Wereldoorlog. Het verhaalt over zijn jeugd in het Twentse en -vooral- over zijn jachtreizen in Scandinavië, de Transsylvanische Alpen, Oostenrijk, Noord-Amerika en Canada. Er staat een verhaal in over jagen op het Loo. In 1917 gaat hij samen met Prins Hendrik op de Soerense Heide op hertenjacht. (Zoals je weet, goede vriend, heb ik op die plek ook een jaar voor het Koninklijk Huis mogen werken).
Ik heb me verbaasd over de goede kwaliteit van jachtwapens van die tijd. Van Heek was geen onbemiddeld man en kon zich dure wapens permitteren. Hij schoot op afstanden die wij nu ook bezigen, met een buks van het merk Mannlicher met -voor elanden- de 400/450 softnose express-bullet. Deze buks wordt nog steeds gemaakt. Vaak schoot hij over keep en korrel.
Op berenjacht in de Transsylvanische Alpen maakte hij gebruik van een hammerles jachtgeweer (bijzonder in die tijd) met maar liefst 2 ¾” patronen. In de eerste loop reelopers(…) en in de tweede loop berenhagel, 13 korrels op de patroon(…).
            Opmerkelijk vond in het lage elandenbestand in Noorwegen in 1938. Het aantal jagers was in die tijd gering. Een enkele buitenlandse jager daargelaten, werd er alleen voor het vlees gejaagd. Waarschijnlijk was er toen een natuurlijke stand. Het aantal inwoners was zeer gering en woonde vooral langs de kust. Er leefden in 1938 ongeveer 20-25 elanden op 36.000 ha. Onwillekeurig moest ik denken aan de enthousiaste biologen, die de ongeveer 700 Schotse Hooglanders in het Lauwersmeergebied willen vervangen door elanden. Er van uitgaande dat de situatie in Noorwegen in 1938 redelijk natuurlijk was en dat biologen en wannabe’s uitgaan van een zo natuurlijk mogelijk Lauwersmeergebied, passen er dus zo’n 5-6 elanden in dit gebied. Zouden daar de tonnen aan afrasteringen en andere voorzieningen tegen opwegen?
            Je moet het boek wel lezen als zijnde een document uit die tijd. Er werd gejaagd op een manier die nu absoluut niet meer kan. Trofeeën waren het belangrijkste. Er werden op zeehonden en ijsberen gejaagd en tot mijn afgrijzen schoot van Heek in Roemenië een Schreeuwarend en later ook nog een Zeearend!

            Ik beschouw ‘Grepen uit een Jagersleven’ als één van de topstukken uit mijn verzameling. Heilig had ik mij voorgenomen om het niet uit te lenen, zelfs niet aan mijn beste vrienden. Laat ik nu in het boek van mijn favoriete filosoof, de Italiaan Piero Ferrucci, ‘Vriendelijk als levenshouding en helende kracht’ in het hoofdstuk Vertrouwen het volgende lezen: …In het hart van vertrouwen treffen we overgave aan. Het vermogen om los te laten heeft een diepgaande en revolutionaire uitwerking op ons. We realiseren ons dat we niet alles in de hand hebben; het is beter niet steeds naar zekerheid – de illusie van zekerheid – te streven. We kunnen loslaten en accepteren wat het leven ons brengt…
Ik had mijn goede jachtvriend Terwildt al eens bij mij thuis verlangend door het boek zien bladeren. Toen ik eens bij hem op bezoek ging, heb ik ‘met het vermogen om los te laten’ hem het boek overhandigd. Hij heeft mijn vertrouwen niet geschonden.

            Genoeg, waarde vriend, jij zit waarschijnlijk op een terrasje in de haven van Saint-Tropez met een Pastis, je favoriete drankje. Vertel me er alles over als je terug bent.
Ik verheug me er op.
                        

vrijdag 30 november 2012

Snip! Snip!



Ha, goede vriend, je bent er!
Leuk je weer te zien. Het is lang geleden. Je bent op reis geweest, zo schreef je me. Naar Italië, geloof ik?
Dan heb je veel te vertellen. Kom binnen, dan schenk ik een glaasje port in.
            Zo, vertel me alles. Nee wacht! Heb je al gehoord over de commotie over houtsnippen, een tijdje geleden bij het televisieprogramma ‘De Wereld Draait door’? Nee?, welnu, een paar koks bereidden daar een houtsnip en vertelden erbij dat de houtsnip beschermd is, maar dat jagers ze wel voor eigen gebruik mogen schieten. Onzin natuurlijk, de jacht op houtsnippen is al sinds 1997 verboden. Ik weet niet hoe ze aan die houtsnip kwamen, waarschijnlijk uit Groot Brittannië of Duitsland. Daar is de jacht op houtsnippen wel toegestaan. Uiteraard viel heel anti-jachtdenkend Nederland over de koks, het programma en …de jagers heen. Natuurlijk was er wel een partij(tje) die Kamervragen stelde. Als je het programma terug wilt zien, heb ik hier de link: http://www.uitzendinggemist.net/aflevering/165681/De_Wereld_Draait_Door.html
            Het zette me aan het denken. Ik heb als jager wel houtsnippen geschoten. Uiteraard toen het nog mocht. Het maakte de jachtdag tot een avontuur. In mijn jachtveldje in het Renkumse was het feest als Tim, mijn Engelse Springerspaniel, er één opstootte die mijn gast of ik konden schieten. Het gaf die dag iets speciaals. Een feestelijk tintje zelfs. Het was niet alleen omdat je een heerlijk wildbraad mee naar huis nam. Nee, het was het mystieke van jagen. Ik heb de neiging om te zeggen dat het ging om het samenspel tussen hond en jager. Maar dat is niet de goede vlag om de lading te dekken. Het is meer, beste vriend, het gaat om romantiek, om de wil tot bemachtigen, om de prangende vraag: waarom jaag ik?
            Vroeger joeg men houtsnippen tijdens de voorjaarstrek. Dat mag al lang niet meer in Nederland. Nog niet zo lang geleden heb ik in een ver land in het voorjaar een houtsnip geschoten in de avondschemering. In dat land was en is de jacht op houtsnippen toegestaan. Het had iets speciaals en Mama Wowa bakte ze samen met blini’s en wilde paddenstoelen tot een feestmaal. De schildersveertjes bewaar ik in mijn jachtlogboek. Kijk, ik heb er een foto van:


Je weet niet wat schildersveertjes zijn? Het zijn stijve puntige veertjes, die men in de voorrand van de vleugel bij het “duimpje” vindt. Vroeger werden door schilders gebruikt, vandaar de naam.
            Waarom is de jacht op houtsnippen gesloten in ons land, zal je je afvragen. Toegegeven, ze richten geen schade aan. Maar de stand van houtsnippen staat niet ter discussie. De meesten broeden in Wit-Rusland, Finland en Zweden en een deel gaat tijdens de trek naar het zuiden via ons land. Slechts een (heel)klein deel werd vroeger hier geschoten. Jagers kenden hun verantwoordelijkheid en zouden nooit onverantwoord grote tableaus van trekvogels schieten, zeker de heden ten daagse jagers niet! In 1990 joeg ik wel eens in de omgeving van Europoort. Het gedeelte waar wij jaagden, waar altijd de geur van de petrochemische industrie aanwezig was, bestond toen uit zandvlakten en strookjes jong bos. Soms wemelde het er van houtsnippen. Maar als we een paar geschoten hadden, lieten we de rest met rust. Maar altijd, vroeger en ook nu, raken jagers en drijvers in vervoering als ze een houtsnip opdoen. “Snip! Snip!”, klinkt het door het bos. Maar geen jagers zal er nu één schieten…
            Houtsnippen broedden ook in Nederland. In het boek van SOVON, ‘Atlas van de Nederlandse Broedvogels’ van 1979 worden 2.000 tot 3.000 broedparen vermeld. In het boek (eveneens van SOVON) ‘Atlas van de Nederlandse Vogels’ van 1987 is het al iets meer: 3.000 tot 4.500 broedparen. Op hun website (www.sovon.nl) lees ik dat het aantal broedende houtsnippen in 1998, dus een jaar na de sluiting van de jacht op de ‘dame met het lange gezicht’, is gezakt naar slechts 2.000 broedparen. Na dat jaar vermeld hun site dat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor trendanalyse.
            Laatst, toen ik de hond uitliet, vloog er een houtsnip uit de tuin van de buren. Voordat ik er erg in had, riep ik: “Snip! Snip!”. De hond keek mij afkeurend aan.
            Zo, genoeg over houtsnippen. Je zou me nog iets vertellen over je reis naar Italië. Maar ik zie dat het al laat is. Ik heb zo meteen een afspraak. Daarom stel ik voor dat je me later iets verteld over die reis. Zal ik ter afscheid nog een glaasje port inschenken?

zaterdag 10 november 2012

Philip Glasier


Beste vriend,
Je schreef me, dat je het boek “Zoals de Valk haar Bellen” van Philip Glasier ging kopen en je vroeg me hier iets over te vertellen. Waarschijnlijk wist je dat ik dit boek in mijn verzameling heb. Zelf een Engelstalige pocket staat in de mijn boekenkast! Ik heb bewondering voor Philip Glasier. Het zal je niet verbazen dat ik meer boeken van hem heb, zoals zijn standaardwerk "Falconry and Hawking".
Goed idee om dat boek te kopen. Het is leesbaar geschreven met passie voor valkerij en het Brits/Schots landschap.
Velen zijn valkenier geworden na het lezen van dit boek.


Glasier (1915-2000) beschrijft in "Zoals de Valk haar Bellen" hoe zijn passie voor valkerij is ontstaan. Vooral zijn stiefoom, de beroemde kapitein Charles Knight, speelde hierin een belangrijke rol.
De beschrijvingen hoe in die tijd (tussen de wereldoorlogen) valkerij werd bedreven in Engeland, zijn zonder meer boeiend en..vermakelijk Glasier heeft een schrijfstijl met veel onderkoelde Engelse humor. Alles mocht en kon toen.
Het zat hem allemaal mee. Toen hij naar een kostschool werd gestuurd, bleek dat daar het houden van huisdieren werd aangemoedigd. In zijn geval natuurlijk roofvogels.
In de 2e Wereldoorlog wisten ze niet goed wat ze met hem aanmoesten. Uiteindelijk werd hij tankinstructeur en kwam de oorlog met veel verveling en zonder een schot op de vijand gelost te hebben, door. Na de oorlog werd hij uiteindelijk fotograaf met als specialiteit dieren. 
Zijn passie voor valkerij (met en zonder zijn oom) nam alleen maar toe. In het boek staat een mooi verslag over zijn reis naar Spanje waar hij te gast was bij een zeer rijke Spaanse valkenier.
Uiteindelijk werd hij beroepsvalkenier voor een filmster met grote passie voor valkerij, James Robertson Justice. Deze woonde in Spinningdale, een gigantisch landhuis op het schiereiland Black Isle, tegenover Inverness. Toen moest je nog met een veerpont de Moray Firth over, nu met een brug. De filmster had veel Koninklijke vrienden, zoals Prins Philip en de Koningin, die daar de valkenjacht op Grouse meemaakten. Ik ben er jaren geleden eens geweest, maar kon niet eens in de buurt van Spinningdale komen... Mocht je ooit eens die richting op gaan, rij dan door naar het dorpje Cromarty. Rij het dorpje uit tot je op een heuvel belandt. Van daaruit heb je een schittert vergezicht over de Cromarty Firth en de Moray Firth. Ik zag daar bruinvissen spelen en in de bossen tientallen baltsende boompiepers, waarvan de mannetjes zich als parachuutjes naar beneden lieten dwarrelen. 
Glasier was inmiddels getrouwd. Zijn beschrijving uit de periode op Black Isle doet mij vermoeden, dat hij daar erg gelukkig was.
Na enkele jaren verhuist James en vertrekt Glasier naar Dorset. Glasier ging overigens nog regelmatig terug naar Schotland. Dat levert in dit boek mooi leesvoer op.
Philip Glasier bleef niet lang in Dorset, want hij ging met zijn gezin naar Newark, in de buurt van Nottingham. Hij legde daar de fundamenten voor de Internalional Centre for Birds of Prey. Zijn dochter, Jemima Parry-Jones, runt daar de zaak nu. Ik heb wel eens een demonstratie van haar gezien op een Game Fair in Engeland. Ze komt wat muffig over met daar tweedrok, maar heeft volgens mij wel verstand van roofvogels. Ze heeft heel veel boeken en films gemaakt over roofvogels en valkerij.

De titel, “Zoals de valk haar bellen”, komt uit het stuk van Shakespeare “Naar het u lijkt”. Shakespeare gebruikte veel valkerijtermologie in zijn werken.
Gegroet beste vriend, we zien mekaar binnenkort!

zondag 28 oktober 2012

Inspiratie


Waarde vriend,
Door allerlei omstandigheden hebben we elkaar een tijdje niet gezien. Omdat ik weet dat jij erg geïnteresseerd bent in mijn reilen en zeilen, stuur ik je een e-mail.
Dat is een beetje onpersoonlijk, maar het is niet anders.
Het is niet zo dat er met mij of het Lauwersmeergebied spectaculaire dingen zijn gebeurd. Maar onlangs zat ik buiten op het terras van mijn huisje een glas wijn te drinken en een sigaartje te paffen in het herfstzonnetje. Ik zat wat voor me uit te peinzen en dat wil ik met je delen.
Hoe komt het, dacht ik, dat je plotseling wild enthousiast wordt voor iets. Dat kan van alles zijn: liefde, jagen, verre landen bezoeken, etc. Het lijkt wel of er zich een chemisch proces in je hersens ontwikkeld.
Je zou het inspiratie kunnen noemen.
Als je dat zo mag noemen, word ik vaak geïnspireerd door vrienden.
Neem nou Bert. Een geweldige valkenier. We zijn al jaren bevriend. Ik was onlangs bij hem. Hij woont op een steenworp afstand van de hut van Cartouche, ook al een man die mij inspireerde en inspireert. Ik heb je laatst nog iets over hem verteld en dus weet je dat hij al lang geleden overleden is. Maar nog steeds is hij voor mij een voorbeeld.
Bert liet me zijn vogels zien en één van de sakervalken werd gevlogen. Hij vertelde mij over de ongelofelijke snelheden welke valken kunnen bereiken en de precisie van hun vluchten. Soms gaat het verkeerd, vertelde hij en wreef onwillekeurig over zijn voorhoofd. Enkele jaren geleden liet hij een valk –ik meende een lannervalk- in conditie vliegen. De vogel was even uit zicht. Toen Bert floot en de loer zwaaide, kwam de valk met hoge snelheid aanvliegen en knalde tegen zijn hoofd. Bert ging knock out. Nadat hij weer bij kennis kwam, bleek de lanner dood naast hem te liggen. De vogel had de aanvaring met Bert niet overleefd. Dat valken tijdens hun vlucht een object niet kunnen ontwijken, is een absolute uitzondering!
Aan de koffietafel bleven we nog lang nabomen over – vooral - valkerij.
Na het bezoek aan Bert was ik zo gemotiveerd dat ik de volgende dag opgetogen met Kate, mijn slechtvalk, naar het jachtveld reed. Daar mag Kate alleen op kraaien jagen.
Ik zag er twee op een akker zitten en liet Kate gaan. Na een werkelijk spectaculaire vlucht, beide vogels haalden alles uit de kast, wist de kraai zich verstoppen in de enige boom in de verre omgeving. Het zij hem gegund!
Ik liet de loer zien en Kate kwam onmiddellijk terug. Ze vloog aanstellerig een paar rondjes heel hoog en heel snel boven me. Vertel het niet verder, vriend, maar ik krijg altijd een brok in m’n keel als ik haar boven me in de staalblauwe lucht zie vliegen. Als ik een wilde slechtvalk zie vliegen vind ik dat geweldig. Maar mijn eigen vogel, die ik jaren geleden heb opgeleid en waar ik zoveel mee heb meegemaakt, is toch anders.

            Muziek inspireert mij in hoge mate. Vooral na het luisteren van een CD van Ina Müller. Haar gevoel voor ritme en de mooie teksten van haar liedjes maken grote indruk op mij. (…kom lass uns küssen bis wir abgeh’n/bis wir uns plötzlich anders anseh’n/bis es sich anfühlt wie Fremdgeh’n…).
            Hoe oubollig het ook moge klinken, inspireert ook een wandeling door de natuur mij. Tijdens mijn dagelijks rondje met Luna, een raszuivere Lauwersoogse Konijnenhetser, bijvoorbeeld. In het eerste deel van de wandeling los ik alle wereldproblemen op, in het tweede deel maak ik plannen voor de toekomst. Vaak ben ik zo in gedachten, dat het soms even duurt om mij te realiseren waar ik ben. Gegarandeerd dat ik na een wandeling opgewekt thuis kom.
            Beste vriend, ik stop. Zij komt zo terug en ik zal haar ter verwelkoming begroeten ‘bis es sich anfüht wie Fremdgeh’n’… 

maandag 24 september 2012

Eenden


Hé, leuk dat je even langs komt. Ik zit uit te buiken van een voortreffelijk maal. Wilde eend. Ik zal in het kort uitleggen hoe dat kwam.
De opdracht van de boer was duidelijk: “Er staat nog één perceel zomertarwe en de eenden vreten alles op. Probeer ze zoveel mogelijk te verjagen!”
            Het was een warme, lome zomeravond, toen ik met te veel patronen, te veel hoop en te veel kleren naar het bewuste veld liep.
Het was nog volop licht en eenden waren er niet te zien. Ik zat hier goed. Uitgestrekte velden voor me en een breed kanaal, verborgen achter een dijk, naast me. 

Grote groepen spreeuwen trokken langs me heen, op weg naar hun nachtverblijf. Een vlucht kieviten boemelde, schijnbaar zonder vooropgezet plan, door de lucht. Terwijl de zon langzamerhand begon te zakken, kropen vlakbij me, acrobatische toeren uithalend, een pas uitgekomen nest rietzangers door de stengels van het manshoog riet. Een oorstrelend geluid van een roerdomp wedijverde met die van een paar kwartels. De boer had oog voor de natuur. Dat bleek ook wel uit de aanwezigheid van baardmannetjes, die ik een paar dagen geleden zag. Een groot perceel met winterwortelen was extreem gevoelig voor muizenschade. Hij trachtte dat op te lossen met het plaatsen van een flink aantal staken, waarop hij buizerds verwachtte, die de muizen zouden verschalken.
De zon was nog niet onder en het bleef warm. Niet echt eendenweer, zouden jagers zeggen. Vanuit technisch en nostalgisch oogpunt jagen wij liever op eenden tijdens harde wind, regenbuien en kou. Technisch, omdat eenden dan lager vlogen en binnen schot kwamen. Nostalgisch, wel, in zijn boek ‘De Jacht in al Haar Vreugden’ beschrijft D.A. Anema, ook bekend als ‘Amateur’ het als volgt: “…Het was ons te doen om de eerste trek van het beweeglijke waterwild en het is een kouwelijke bedoening, het tocht geweldig met die sterke noordwester. Onze hutten zijn namelijk niet meer dan kleine ruimten op het oeverland, of op een eiland van twee bij drie pas, omgeven door een schrale muur van ter plaatse groeiende rietjes, dan wel van inderhaast weggesneden en in de slappe grond gestoken stengels.” Door slecht weer kan de jager niet alleen eenden verschalken. In hetzelfde verhaal schrijft Amateur: “…En een mijner Friese jachtvrienden kreeg eens bij zulk onstuimig weer als ik hierboven schetste door een golf een dikke brasem in zijn boot gezwiept. En op diezelfde reis nog weer een. Hij had toen nog niets geschoten en was blij met dat fortuin.”
Uit deze citaten blijkt, best vriend, dat Amateur een begenadigd schrijver was. Je voelt als het ware de kou door je lijf trekken, je hoort de wind razen.
Maar, zoals gezegd, was het bij mij die avond juist andersom. Het was zweten.
Naarmate de zon zakte lieten eenden van zich horen. Het was alsof een dirigent met zijn baton het orkest van eenden aanzette tot de ouverture. Zien deed ik niets. We mogen tot een half uur na zonsondergang op eenden jagen. Dat is jammer, want dan is het zeker de eerste maand nog volop licht. Eenden beginnen pas naar de graanakkers te trekken als het nagenoeg donker is.
Plotseling begon het! Krooi na krooi vloog over. Kleine groepen en heel grote groepen. De ‘locals’, de eenden in de sloten vlak bij me, snaterden opgewonden. Maar als door een onzichtbare hand voortbewogen vlogen de groepen eenden in zuidelijke richting. Ze vlogen zo hoog, dat er aan schieten niet te denken viel. Ja toch! Een paar eenden kwamen laag aan vliegen en wilden schijnbaar in de tarwe landen. Ik kon er één schieten. Tot mijn schrik zag ik dat hij over de brede sloot op de dijk viel. Door het warme weer had ik geen hond bij me. De sloot was te breed om er over heen te springen en was dieper dan mijn laarzen toestonden. De sloot bestond uit een ondefinieerbaar mengsel van waterplanten, flap en andere ongerechtigheden. Het kwam niet in me op om de eend te laten liggen. Ik was toch alleen op de wereld en begon snel mijn kleren uit te doen. Even later worstelde ik mij zoals ik geboren was, maar dan zonder navelstreng, door de rietkraag. Ik liet me in de prutsloot zakken en waadde door de troep, welke mij tot borsthoogte omklemde. Na weer een rietkraag te hebben genomen, rende ik naar de eend (even overwoog ik om de eend in mijn mond te nemen, zoals een jachthond dat doet. Daar heb ik echter vanaf gezien) en begon aan de terugweg. De slierten waterplanten bleven aan mij plakken en vormden schijnbaar een goede camouflage, want toen ik bij mijn kleren was teruggekomen, kwam een krooi eenden laag over. Ik vond het een raar idee (waarom weet ik niet!) om bloot een eend te schieten. Snel spoelde ik mij af in een andere sloot, die iets schoner was dan de prutsloot en kleedde mij aan. Juist op tijd. Op de rand van de wettelijke sluitingstijd kon ik nog een eend schieten.
Ik deed de patronen van het geweer om niet in de verleiding(…) te komen en heb nog zeker een half uur naar de overtrekkende eenden gekeken.
Bij thuiskomst ben ik onmiddellijk onder de douche gesprongen. Vriendin zat in de kamer en ik vertelde haar het verhaal. Jennerig bracht ze via haar iphone ‘Flugwild tot’ ten gehore. Vandaag heeft ze op werkelijk verrukkelijke wijze het ‘Flugwild’ gebraden. Eenden in het begin van het seizoen zijn onvoorstelbaar lekker.
Het mooie van jagen op wilde eenden vind ik de aantallen eenden in Nederland. Er zijn er veel. Jacht heeft geen invloed op aantallen wilde eenden. Jagers, die vroeger grote tableaus eenden schoten mopperen over de achteruitgang van de soort. Ik twijfel daaraan. Wilde eenden hebben volgens mij een ander eetpatroon die waarschijnlijk veroorzaakt is door een andere vorm van agrarisch beheer. Kleine akkers met graan zijn op de meeste plaatsen vervangen door grote velden: eenden hebben het voor het uitzoeken.
Uit cijfers van Sovon blijkt dat in 1979 250.000-400.000 broedparen van wilde eenden zijn geteld, in 1987 200.000-400.000 en tussen 1998 en 2000 tussen de 350.000 en 500.000 broedparen. Toch schrijft Sovon op haar website (www.sovon.nl) dat ‘de laatste 10 jaar (vanaf 1980) een significante afname van <5 % per jaar plaats vind’.

            Zo, genoeg gepraat! Hoe gaat het eigenlijk met jou? Hoe laat is het? Zal ik thee zetten, of, euh…?

vrijdag 31 augustus 2012

De hut van Cartouche


            “Zullen we een kopje thee nemen? We hebben vorige week gehigh tea’t in de Theefabriek in Houwerzijl. De thee was zo bijzonder, dat we een pakje van die thee hebben gekocht. Proef je de gember?
Vlak voordat je kwam zat ik over een vraag te peinzen, die me laatst is gesteld. Het zit zo: je weet dat ik op Twitter zit. Een dame die mij volgt (en ik overigens haar ook) plaatste een foto van de hut van Cartouche op Twitter. Ik reageerde daarop door te roepen dat zij allerlei herinneringen bij mij opriep. Als communicatiedame was haar reactie voorspelbaar: “Welke herinneringen heb jij dan aan de hut van Cartouche?”
Zeg, weet jij eigenlijk wel waar ik het over heb? Nee? ‘K zag het even kort uitleggen.
            Cartouche, zijn echte naam was Arnold van der Wal, werd geboren op 10 mei 1920 in Amsterdam en overleed op 11 februari 1987. Vanaf zijn jeugd was hij een hartstochtelijk jager. In zijn jonge jaren was hij vaak te vinden in de polders en duinen van Noord-Holland. In 1946 pachtte hij het 1500 hectare grote Speulder- en Sprielderbos van Staatsbosbeheer. Het gebied was volledig leeggestroopt. Er zat geen beest. Met veel energie en hulp van zijn jachtopzichters zorgde hij er voor dat dit deel van de Veluwe weer wild ging bevatten. Later ging hij er in een houten hut wonen. Deze hut is een symbool geworden voor jagend Nederland. Cartouche werd (hoofd)redacteur van De Nederlandse Jager. Daardoor was hij in staat om zijn denkbeelden met betrekking tot de jacht uit te dragen. Cartouche had een geheel eigen stijl. Zijn columns met die typische schrijfstijl werden gretig gelezen door jagend Nederland, evenals zijn boek ‘Hutverhalen’. (Na zijn dood verscheen ‘Cartouche als mens en jager’). Cartouche was een autoriteit op het gebied van de jacht. Hij had daadwerkelijk wat te vertellen. Door ons jagers wordt hij nog steeds beschouwd als de enige Nederlandse jachtfilosoof. Hij kon een hartstochtelijk pleidooi houden over het nut van het jagen. De resultaten in zijn jachtveld dienden als voorbeeld wat jagers in de natuur kunnen bereiken. Hij was eigengereid en daardoor niet bij iedereen geliefd. De grote mannen van de KNJV, de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging, fronsten vaak hun wenkbrauwen. Maar de populariteit van ‘Het Jagertje’, zoals ´De Nederlandse Jager´ vaak werd en wordt genoemd, en de persoon van van der Wal stonden buiten kijf. Cartouche was ook een autoriteit op gebied van jachthonden. Ik zelf heb een paar jaar voor zijn dood een springer spaniel van hem gekocht. Ik mocht hem kopen als ik er mee ging jagen. Zo niet, dan moest ik honderd gulden meer betalen! Ik heb aan Tim overigens een puike jachthond gehad. Nadat JouJou, mijn Havik, hem eens flinke haal over de neus gaf omdat hij het pas geslagen konijn -die Tim voor haar uit een struik had gepeuterd- wilde apporteren, sloot hij vriendschap met mijn jachtvogel en hebben we met z’n drieën menig avontuur beleefd.
Cartouche was als jachtfilosoof uniek. Ik geloof niet dat hij putte uit geschriften van andere jachtfilosofen. Een enkele keer citeerde hij  José Ortega y Gasset.
Volgens mij was hij geen aanhanger was van Herman Löns, de Duitse journalist en schrijver (1866-1914). Löns kon aan de ene kant fantastische jubelverhalen schrijven over de natuur en jacht (“Waarom zou ik me ook door die stomme bok de schitterend-mooie ochtend laten bederven! De lucht is helder, de zon schijnt, de krekels zingen, de boomleeuweriken jubelen, vliegen gonzen. Goudjuffers schitteren en uit de blauwe luchten laat de buizerd zijn jachtroep naar de heide omlaagklinken, op die zeven roserode heuvelen voor het donkere woud, waar ik de jacht mag beoefenen.”), aan de andere kant was Löns van tijd tot tijd een sombere man (“Loopt men niet het hele leven zo in een kring? In een dikke nevel? Achter half-verwaaide verwachtingen, naar onbekende bestemmingen, en krijgt men er ten slotte iets meer van dan een wit laken? De drie monden van mijn geweer grijnzen mij tegen. Als ik nu aan de trekker roer, dan ben ik vlug thuis. Dan behoef ik eerst niet zoo ver te lopen. Zal ik?”)
Herman Löns was mateloos populair in Duitsland. Ondanks hevige protesten van zijn fans, nam hij vrijwillig dienst in het Duitse leger tijdens de 1e Wereldoorlog. Bij zijn eerste stormaanval aan het Marnefront stierf hij op 26 september 1914. Hij werd begraven in Frankrijk. Adolf Hilter zag wel brood in de voormalige volksheld en liet het lijk in 1934 opgraven en overbrengen naar Walsrode, op de Lüneburger Heide. Daar werd hij her-begraven en er werd een monument opgericht ter zijner ere. Een paar jaar geleden heb ik het graf van Löns bezocht. Kijk, ik heb hier een paar foto’s.

                    

Later werden -postuum- Herman Löns antisemitische uitingen verweten. Dat is beslist onjuist. Daar heeft hij zich verre van gehouden. Ook het door hem gecomponeerde Engelandlied, die door Duitse soldaten in de 2e Wereldoorlog werden gezongen, bewijst dat niet.
Goed, ik dwaal af.
Na de pensionering van Cartouche werd het redacteurschap overgenomen door Jaap Beekhuis, die onder het pseudoniem Hirsch al vaak artikelen had geschreven voor ´Het Jagertje´.Het lag niet aan Jaap dat de ban verbroken was. Cartouche hield de touwtjes niet meer in handen. Wij jagers misten Cartouche. ‘Het Jagertje’ is nooit meer hetzelfde geworden. Of dat erg is, vraag je? Nee. De tijden zijn veranderd. De jacht in Nederland is maatschappelijk veel meer geaccepteerd. Jagers zien steeds meer de samenhang van de natuur in en oogsten slechts in beperkte mate: de moderne jager staat in dienst van de natuur. Beheren en schadebestrijding hebben de plaats ingenomen van overmatig schieten. Openheid van zaken heeft het mystieke vervangen. De huidige redactie van ‘Het Jagertje’ ziet dat in en past de inhoud daar op aan. Het wil overigens niet zeggen dat wij jagers zijn verworden tot kille schieters die in dienst staan van de nukken van de natuur. Nee, we jagen nog steeds met veel genoegen. Het gedachtegoed van Arnold van der Wal houden wij in ere.
            De hut van Cartouche bestaat nog steeds. Het wordt beheert door de A.F. van der Walstichting.
De herinneringen die ik aan de hut van Cartouche heb, Judith, is niet zozeer het aantal keren dat ik de hut bezocht heb, maar meer de filosofieën die Cartouche uitstraalde over jagend Nederland. Deze hebben mij “als mens en jager” gevormd.

            Zo. Nu ben je helemaal op de hoogte, goede vriend. Als je meer wilt weten over Cartouche, moet je het boek van Renė Vlug “Aanzitten bij Arnold van de Wal” kopen. Dit boek is uitgegeven bij BDU boeken uit Barneveld.
Zeg, ik heb een droge mond gekregen van dat praten. Zal ik een biertje inschenken?”



donderdag 23 augustus 2012

Duiven



“Nu je er toch bent, help me dan even om de rookoven uit het schuurtje te halen. Ja, inderdaad, ik ga zo meteen roken. Duivenborsten, om precies te zijn.
Een boer -een goede kennis- vroeg mij om de grote hoeveelheden houtduiven te verjagen uit zijn veld. Hij heeft daar het jachtrecht, maar was zo druk met het oogsten van aardappelen op zijn eigen boerderij, dat hij domweg geen tijd had om de duiven achter de broek te zitten.
Zoals je weet heb ik nu wel wat tijd over(…) en was graag bereid om hem te helpen.
Een vergunning was zo geregeld en ik spoedde mij naar het te verdedigen graanveld. Dit is gelegen in het schitterende Humsterland, aan de boorden van het Reitdiep. Nergens in Nederland vind je zulke mooie, Hollandse luchten en nergens is het zo stil. Slechts een enkele boot tufte hoorbaar voorbij en versterkte de stilte. Spaarzame boerderijen stonden als eilanden in zeeën van graan en andere gewassen. Ver weg, half verscholen achter groene bomen, waren de contouren van een molen en kerktoren van een nabij gelegen dorp te zien.

Wij zetten ons (terecht) in voor het behoud van natuurgebieden, maar een landschap als deze verdient ook zeker onze aandacht.
Een deel van de tarwe was door regen en wind plat gewaaid en bij mijn komst klepperden er een honderd-tal duiven weg. Snel zette ik een paar lokkers op het gelegerde graan (ik had een tijdje geleden een paar FUD-lokkers gekocht. In Amerika is men daar erg tevreden over. Het zijn opvouwbare lokkers, die weinig plaats innemen. Ik kan beamen dat ze uitstekend werken). Ik installeerde mij in een droge sloot en…er gebeurde verder niets!
Het was zonnig, warm, zelfs. De rook van mijn sigaartje kringelde recht omhoog. Het was windstil. Boerenzwaluwen cirkelden om me heen en verschalkten menig vliegje. Ze moesten aanvetten voor de grote tocht naar zuid Afrika. Visa versa! Een paartje gele kwikstaarten liep onbekommerd op nog geen twee meter langs mij. Een bruine kiekendief vloog haar waggelende vlucht tot (onnodige) schrik van de vele meeuwen die alweer op weg waren naar hun nachtverblijven: kokmeeuwen, stormmeeuwen en kleine mantelmeeuwen.
Door mijn gemijmer zag een paar houtduiven te laat. Ze vielen pardoes in tussen mijn lokkers. Snel stond ik op en toen ze wegvluchten kon ik er één schieten. Het schot had tot gevolg dat er bij een boerderij honderden duiven uit de bomen vlogen. Een paar kwamen mijn kant uit en kon ik toevoegen aan het tableau. Het was vaak niet mogelijk om op duiven te schieten, ook als ze binnen schot waren. Omdat ik geen hond bij me had, kon ik alleen schieten als ik zeker wist dat de geschoten duiven ook daadwerkelijk binnen kwamen. Ik krijg ongelofelijk de pest in als een geschoten duif in de tarwe zou vallen en onvindbaar was. Tussen de houtduiven zaten vaak holenduiven. Deze zijn beschermd en een vergissing kan je je jachtakte kosten!
Ik heb een paar dagen lang, op onregelmatige tijden, bij de graanakkers aangezeten. Langzamerhand begrepen de duiven dat het op dat gelegerde stuk tarwe niet pluis was. Ze zochten hun heil ergs anders, een paar kilometer verder. De paar duiven die ik schoot, was een fractie van de duiven die ik zag. Mijn kennis en de boer waren tevreden.
De graanprijzen, zo las ik in de krant, waren behoorlijk gestegen en boeren hadden eindelijk een keer iets om te lachen. Ik gun het ze. Wel vraag ik me af of de prijsstijging het gevolg is van misoosten elders in de wereld of te maken heeft met speculatie van bestaande voorraden. De tarwe in Nederland wordt voornamelijk voor veevoer gebruikt. De bakkers gebruiken meestal tarwe uit Frankrijk. “Van onze tarwe kun je hooguit meelkoekjes bakken”, zei mijn kennis.
De geschoten duiven heb van de borststukken ontdaan en liggen nu in de pekel. Uit ‘De Nederlandse Jager’ heb ik een recept gehaald hoe ik ze kan roken. 
            Zo, fijn dat je me even helpt. T’is een onhandig ding, die rookoven.
Wil je koffie of zullen we iets anders nemen?”


donderdag 26 juli 2012

nachtboswachter

“Hé, daar ben je! Kom verder, ik zit op het terras. Het is zulk mooi weer, dat ik alvast een glaasje wijn heb gedronken. Iets aan de vroege kant, maar ik heb iets te vieren: een fantastisch idee!
Ik zal het uitleggen:
De laatste tijd heb ik nogal last van slapeloosheid. Het zal wel met het gedoe over het wel of niet ontslagen zijn te maken hebben. Steeds maar weer moet ik aan mijn omgeving uitleggen wat er aan de hand is. En natuurlijk pieker ik over het waarom. Over de macht van één persoon, die, met behulp van zijn vazal, een collega nota bene, mijn leven naar de klote kon helpen.
Tijdens één van die doorwaakte nachten, die meestal eindigen in vervelende levensvragen en misplaatst zelfbeklag, dacht ik na over de toekomst van het Lauwersmeergebied.
Je weet dat me dat nauw aan het hart licht. Plotseling wist ik dat er iets miste:
Een Nachtboswachter!
Tussen 4 uur ’s middags en 7 uur ’s ochtends staan de auto’s van de (dag)boswachters op de parkeerplaatsen voor hun huizen, terwijl ze zelf door het vele computerwerk hun vingers een welverdiende rust geven. De burelen zijn op slot gedaan, de tractoren en motorzagen staan achter slot en grendel en de telefoons doorgeschakeld.
Maar voor veel bezoekers begint de dag in dit gebied dan pas. Niet alleen gedurende de uren dat het licht is, maar ook in donker. Vooral dan! Soms ontmoette ik ’s nachts, terwijl het Lauwersmeergebied hooguit werd verlicht door een paar sterren en een ransuil naargeestige kreten slaakte, schichtig kijkende personen. Booswichten? Welnee, dat hoeft helemaal niet. Vaak heb ik huilende mensen zien zitten op een omgevallen boom of bankje. Ik riep dan: “Niet schrikken, hier is de boswachter!” Veel verhalen heb ik aangehoord: weggelopen vrouwen (en mannen), schulden (vooral belastingschulden), het leven niet meer zien zitten (behalve op die omgevallen boom of bankje). Hoe vaak heb ik deze mensen niet kunnen helpen met een opbeurend woord of door alleen maar te luisteren. En vaak gingen ze opgelucht heen en bezwoeren dat hun problemen nu -door mijn luisterend oor en advies- waren oplost. Even zoveel keren lieten ze mij achter in een diepe depressie en plengde ik vele tranen op de omgevallen boomstammen of bankjes, waar zo-even nog wanhopige bezoekers van het Lauwersmeergebied zaten! Ik ben nu eenmaal een gevoelig mens. Maar als je boswachter bent(was) hoort dat nu eenmaal bij het vak.
Deze bezoekers hebben belang bij een Nachtboswachter.
Maar wie wil er Nachtboswachter worden? Het is geen eenvoudig vak. De sociale voorzieningen moeten goed zijn, anders hou je het niet vol. Gratis koffie om wakker te blijven ligt voor de hand. Natuurlijk moet hij gekleed zijn in een echt boswachteruniform. Laatst zag ik nog een (dag)boswachter rijden met een paars T-shirt! Kan echt niet. Het moet een groen pak zijn met koorden tressen en hertshorenknopen. Zijn (groene)rijbroek moet ruimte bieden aan een gummiknuppel om slechteriken zo nodig op andere gedachten te brengen.
De Nachtboswachter kan niet alleen uilen- en nachtvlinderexcursies leiden, maar ook nachtconcerten met heel zachte muziek organiseren (Die nachtelijke herrie-muziek vorig jaar bij Esonstad hoeven we niet weer) en wat te denken van meditatienachten waarbij deelnemers naar de sterren kijken en zo op verheven gedachten komen?
Natuurlijk zou ik als Nachtboswachter wel geschikt zijn (O, ja, een Nachtboswachter mag niet te bescheiden zijn), maar ik ben Henkie Terrasstoel, de zelfbenoemde nachtburgemeester van Groningen, niet (hij is overigens opgevolgd door Chris Garrit. Ik vind het nog steeds onbegrijpelijk dat Piet van Dijken dat niet geworden is). Nee, er zal een kandidatenlijst moeten komen waaruit 5 personen worden genomineerd door de Commissie van Verdiensten Lauwersoog. Deze personen zullen een heus verkiezingsprogramma moeten laten zien en tijdens verkiezingsavonden debatten met elkaar en de zaal aangaan. Uiteraard zullen zij volop gebruiken gaan maken van de sociale media. Natuurlijk volgt er -na (neem ik aan) een verhitte strijd- de verkiezing.
Deze verkiezing zal uiteindelijk een persoon opleveren, die een nuttige rol kan vervullen in mijn geliefd Lauwersmeergebied.
Verhip, de fles is leeg! Zal even een nieuwe halen. Je wilt toch nog wel een Pinot Grigio?”

woensdag 11 juli 2012

azijnpissers


“Hallo?, Ben jij het? Ja, ik bel je even, want we hebben elkaar een tijdje niet gezien.
Eerst dacht ik dat ik de laatste tijd niet zoveel had meegemaakt, maar als je alles op een rijtje zet, valt dat nog best mee. Ondanks dat Staatsbosbeheer mij er na 38 jaar uitgeknikkerd heeft als boswachter!
Ik probeer te wennen aan mijn nieuw leven, maar het grote waarom? blijft steeds op de achtergrond zeuren. Maar ik zal moeten leren dat het hebben en krijgen van je gelijk twee verschillende dingen zijn.
            Wat je vast interesseert is de regelmatige aanwezigheid van een boomklever in mijn tuin. Van de Veluwe kende ik ze natuurlijk -het is helemaal geen zeldzame vogel- maar in het Lauwersmeergebied worden ze hoogst zelden gezien. Ik ga begin volgend jaar een paar speciale nestkasten voor ze ophangen. Het lijkt me geweldig als ze hier gaan broeden!
Verder zit ik steeds naar boven te turen in de hoop een Vale gier te zien. Er is een groepje in het noorden gesignaleerd. Door hun enorme spanwijdte hebben ze een groot vliegbereik en is het niet onwaarschijnlijk om ze in het Lauwersmeergebied te zien.
            Een paar zondagen geleden heb ik een lezing gehouden op het Cultuurerf Andledon in Den Andel over mijn leven als jager en valkenier. Kate en Eugenie had ik meegenomen . Er was aardig wat belangstelling. Je kent me, ik stel me altijd kwetsbaar op. Dat leverde natuurlijk discussies op. Maar respectvol en met luisterend oor. Omdat jacht voor mij ook (vooral) eten betekent, had ik een pan met reeënragout gemaakt en uitgedeeld. De meesten hebben daarvan gesmikkeld. Een paar mensen zijn in de pauze weggegaan, omdat ze niet begrepen dat een boswachter (dat ben ik dus niet meer!) ook beesten doodschiet.
Ik respecteer hun mening, maar vond het vreemd omdat ze niet in discussie gingen en in de regionale pers had mijn lezing van te voren uitgebreid aandacht gekregen. Ze wisten dat ik over de jacht ging praten.
Overigens had een soort programmamaker van een landelijke radiozender de beheerders van het Cultuurerf via Twitter er op gewezen dat demonstratie met roofvogels niet hoorde. Los van het feit dat ik me af vraag of zo’n snuiter weet waarover hij praat, doe ik niet aan demonstraties! Ik jaag met mijn vogels en daar vinden ik en mijn vogel genoegen in. Ik heb dat getwittert, maar er ontstond een –in mijn ogen- onfrisse hetze de valkerij. Iemand vond het zelfs nodig om voor de zoveelste keer één van zijn foto’s van een gehuifde valk op Twitter te plaatsen met een suggestieve tekst. Vraag me altijd af waarom dergelijke lieden zich niet verdiepen in de materie en enkel loze kreten slaken.
Genoeg over die azijnpissers!
Ben nog een weekje naar Vlieland geweest. Het vangen van een zeebaars lukte niet zo, wel kreeg ik een schol aan de haak. Verder heb ik mij verlustigd aan de zon (na één dag zo rood als een kreeft) en aan de uitstekende whisky’s in De Dining bij de jachthaven.
Merkwaardig dat ik een Bonte kraai of misschien een kruising Zwarte x Bonte kraai zag. Twee jaar geleden zag ik op dezelfde plek er namelijk ook één. Misschien een blijvertje. In het Lauwersmeergebied, bij strandpaviljoen Bosveld, zit al jaren een dergelijke (bonte)kraai.
            Toch is het weer goed om terug te zijn. Ik woon nu eenmaal graag in ons huisje. Eugenie was blij me te zien: ze kwebbelde als een oud wijf de oren van mijn hoofd.
Zo, ik hang op. Leuk je weer eens gesproken te hebben

vrijdag 15 juni 2012

Schrijven

Goed dat je even langs komt!
Ik zit de hele dag al achter mijn computer, bezig om een opzet te maken voor een nieuw boek. Ik mag je daar het fijne nog niet over vertellen. Dat komt later wel.
Nu ik het er toch over heb: een paar jaar geleden had ik het idee om een boek te gaan schrijven over de belevenissen van dieren in het Grote Beukenbos. Maar als zo vaak heb ik het weer terzijde gelegd. Dat doe ik meestal na het lezen van een ‘echt’ boek. Zo herlas ik laatst het boekje ‘De Ortolaan’ van Maarten ’t Hart nog eens en realiseerde me dat ik daar niet aan tippen kan. Zelfs ‘Keukenconfessies’ van die geflipte chef-kok Antony Bourdain doet me beseffen dat ik geen schrijver ben maar een verhaaltjesverteller. Dit mag ik overigens beslist niet zeggen van Hans Dorrestijn. Hij verklaarde een paar jaar geleden plechtig dat ik een echte schrijver ben…
Wat zeg je? Het grote Beukenbos?
Nou, ik wilde een serie verhalen schrijven over dieren in het Grote Beukenbos.
De verhalen spelen zijn voornamelijk af in- en rond het boscafé ‘In De Grote Beuk’. Daar  worden de verhalen verteld aan de stamtafel. Er worden 2 soorten sterke drank verkocht, n.l. berkenbier en beukenbitter. De waard is Grim de Das. Hij is de door iedereen gerespecteerde persoon, die 'In De Grote Beuk' draaiende houdt.
Het beukenbos is een soort land in het grote woud. Tussen de verschillende bossen (zijn ‘landen’ op zich), heerst rivaliteit. Iedereen is op zijn hoede voor dieren uit andere bossen, vooral zij die laag in de voedselketen staan. Een havik pakt  echter nooit een konijn uit zijn eigen bos, maar wel uit een ander bos.
In 'In De Grote Beuk', die bestaat uit de holte, die is ontstaan uit de vergroeiing van een aantal eeuwenoude beuken, kunnen alleen de kleinere dieren komen. Reeën kunnen er niet in. Dat geeft wrijving. Maar zij komen bijeen op een open plek in het bos.
Alle verhalen zijn verantwoord, wat betreft de aanwezigheid –soms met een knipoog- van dieren en planten in een beukenbos. Er wordt vaak een link gelegd naar de mensenmaatschappij. Daarbij wordt dikwijls een belerend vingertje geheven. Milieuverontreiniging, racisme, intolerantie en andere menselijke eigenschappen worden –mild- behandeld.
In het Grote Beukenbos heerst een haast menselijke hiërarchie, gebaseerd op een gedecentraliseerde eenheidstaat en heeft een erfelijke constitutionele monarchie met een parlementair stelsel. De Koning, Cas II, is een everzwijn, die, samen met de regering, regeert over het Woud, wordt nauwelijks geaccepteerd door de bewoners van het Grote Beukenbos en komt in de verhalen amper voor. De dieren is het Grote Beukenbos zijn een trots ‘volk’ die zich niet zo maar de wet laten lezen.
Mensen zijn in principe vijanden, maar de boswachter wordt getolereerd(!).
Een burgemeester met 2 wethouders en 5 raadsleden (van verschillende pluimage) vormen de raad. Er is één veldwachter, Fluit de Vos, die eigenlijk door niemand wordt gerespecteerd.
Ik heb al een aantal verhalen geschreven, maar ze werden niet enthousiast ontvangen door mijn huisgenote.
Haar mening stel ik altijd op prijs en dus heb ik het project terzijde gelegd.
Ik zal een paar verhalen uitprinten en aan jou meegeven. Dan kun je ze thuis eens lezen.

Heb je mijn nieuwste boek op tafel zien liggen? Het heet ‘Zinnen Verzetten’.
Het is zojuist verschenen bij uitgeverij Vliedorp. De met Waddengoud bekroonde dichter Gritter uit Den Andel heeft 14 gedichten geschreven en ik heb wat verhalen over het Lauwersmeer van vroeger, nu en mijn toekomstverwachtingen erbij gevoegd. Samen met wat foto’s is het een leuk boekje geworden.
Je kunt het nu al bestellen. Kijk maar even bij: http://www.zolderman.nl/uitgaven/lauwersmeer.html. Het boekje kost maar 8 euro’s.
Voor jou niet natuurlijk. Jij krijgt een exemplaar van me.
Borrel?

vrijdag 1 juni 2012

Vissen

Ha, jij bent het!
Leuk je weer te zien, maar ik heb niet veel tijd. Druk, druk, druk, je kent het wel.
Ik was zojuist bezig om mijn rookoven op te ruimen. Laatst ben ik met Terwildt en diens zoon een dagje op de Noordzee geweest. Makreelvissen. Ik doe dat één maal per jaar. Als de makreel wil bijten, heeft het niet zoveel met vissen te maken. Het is dan meer een vorm van voedselvergaren. Makreel is een prima vis om op te eten, gerookt of anders. Het schijnt ook nog eens gezond te zijn.
We vertrokken vanuit Lauwersoog, op een steenworp afstand van mijn huis. We scheepten in op de ‘Dageraad’, het schip van Willem Drijver. Ik wissel overigens wel af. Binnenkort ga ik een dag op de kabeljauw met ‘De Tender’. Uit ervaring weet ik dat dat ook een prima schip is.
Het was Willem’s eerste visserij dit jaar op makrelen en laat ik het meteen maar verklappen: het was een topdag!
Er werd volop gevangen, het weer was goed en de opstappers was prima volk.
Een dertigtal makrelen heb ik gerookt, achter in de tuin. Ik was niet tevreden met het resultaat. De smaak was redelijk, maar ze waren niet zo mooi goudkleurig, zoals je ze in de winkel ziet liggen.
Het heeft wel wat, het zelf bemachtigen van voedsel. Je eet toch anders dan als je het in de winkel koopt. Ik denk dat het ook de essentie van het/mijn jagen is. Je schiet een dier dood om op te eten of om het voor een ander doeleinde te gebruiken. Van de huiden van vossen, bijvoorbeeld, kun je in de winter - mits je genoeg hebt – er een prima deken van maken. ’s Zomers is de huid van een vos daar niet geschikt voor. Daarom schiet ik ook niet graag vossen in de zomer. Bij schade, dat geldt ook voor kraaien, liggen natuurlijk andere belangen ten grondslag.
Om even op vissen terug te komen. Een paar dagen geleden heb ik in een watertje, waarvan ik uit ervaring wist dat daar veel rietvoorns te vangen waren, geprobeerd om met m’n vliegenhengel een paar voorns te vangen. Het hield niet over. Je moet daar net in de goede tijd van het jaar zijn, als de rietvoorns gepaaid hebben. Dan happen ze naar iedere vlieg. Gevangen rietvoorns zet ik altijd terug. Toch merk ik daarin enige aarzeling bij mij. Je kunt ze eten! Vroeger, als ik met mijn vader en broer ging vissen, namen we de voorns mee naar huis. Deze werden schoongemaakt en door mijn moeder gebakken. Niet alleen voorns, maar vooral baarzen verdwenen met graagte in onze magen. Deze vissen maakten toen een substantieel onderdeel uit van ons eten.
Heb je laatst de documentaire V.I.S.S.E.N op TV gezien? Het gaf een uitstekend beeld van de huidige sportvisserij in Nederland. Sommige sportvissers zijn volledig doorgeslagen! Mijn vader – in zijn tijd een uitstekend sportvisser, gespecialiseerd in brasem met de vaste stok - raakte niet uitgepraat over de hoeveelheid ‘hulpmiddelen’ die tegenwoordig mee worden genomen naar de waterkant. Karpervissers gebruiken zelfs radiografisch bestuurde bootjes om het lokvoer op de juiste plaats te krijgen. De fishfinders vertellen de ‘sport’vissers aan boord van een bootje precies waar de vis te vangen is! ‘Heeft dit nog met vissen te maken?’, vroeg mijn vader zich af.
Schokkend in de documentaire vond ik de onvoorstelbare rotzooi die beroeps- en sportvissers achter laten aan de wrakken in de Noordzee.
Een groep mensen, gesteund door diverse organisaties, waaronder Sportvisserij Nederland, ontdoen de wrakken van netten, haken, loden gewichten en zelfs complete hengels. Diverse Noordzeekrabben, kreeften en vissen (vooral kabeljauw) worden bevrijd en de rotzooi opgeruimd.
 Ik heb mij voorgenomen om in ieder geval geen lood meer te gebruiken. Een beschrijving van het fantastische werk van deze groep kun je vinden op internet: http://www.duikdenoordzeeschoon.nl/. Je kunt ze ook op Twitter volgen: www.twitter.com/ddnzs
Om mijn geweten enigszins te sussen heb ik een paar tientjes overgemaakt op bank.rek.nr. 6497827 van de Vereniging Kust en Zee. Hopelijk kunnen ze dit goede werk nog lang doen!
Verhip! Is het al zo laat?
Ik weet het, het is erg onbeleefd, maar ik moet je wegsturen!
We zien elkaar binnenkort weer.

dinsdag 29 mei 2012

Binnen

Mag ik tutoyeren? Ik heet Jan.
De titel van mijn van blog is Buiten. Waarschijnlijk denk je dat het gaat over de eerste zingende tjiftjaffen, orchideeën die in bloei staan, nieuw ontdekte korstmossen en andere buitenzaken.
Dat ik maar ten dele waar. Ik wil je vooral iets vertellen over mijn gevoelens met het buitenleven, hoe ik buiten ervaar in de diepste zin der betekenis.
Maar om je een beeld te geven hoe ik daar in sta begin ik met binnen.
Ik neem je even mee in mijn huisje.
Deze staat in een soort tuindorp op een comfortabele 500 m2 grond. Het huis is niet groot, maar voor mij en mijn gezinsleden (vriendin, hond(je) en kat) is het groot genoeg. Het is jaren geleden gebouwd als recreatiewoning.
Het belangrijkste is wel, dat ik mij er goed in voel.
Zal ik je een korte rondleiding geven? Als je schoenen bemodderd zijn, doe ze dan even uit. Vriendin steekt veel tijd in het schoonhouden van ons huis, maar dat was je waarschijnlijk al opgevallen.
Beneden is een keuken, badkamer, 3 kleine kamers – in één ervan staat een logeerbed voor mijn jachtmaat Terwildt -, de andere is een soort kledingkast en in de derde staat een verwarmingsgeiser en voorraadkasten.
De woonkamer beslaat het grootste deel van het huis. Zoals je ziet hangen er een paar hertengeweien. Deze heb ik geschoten op de Veluwe en in Schotland. In tegenstelling tot die redelijk bescheiden geweien hangt er aan één muur een groot gewei van een edelhert. Deze heb ik niet geschoten. Het zijn afworpstangen van Klein Duimpje, een hert uit het Kroondomein bij Apeldoorn. Ik was in 1972 daar leerling jachtopzichter. Dat jaar had ik veel afworpstangen van herten gevonden. Klein Duimpje had ik zelfs zijn gewei zien afwerpen. Toen het jaar voorbij was, kreeg ik als beloning zijn stangen die op een kunstschedel waren gemonteerd. Een koninklijk cadeau!
Langs de trap hangen veel reeëngeweien. Veel in Schotland, veel in Zuidelijk Flevoland en veel in de Duitse deelstaat Brandenburg geschoten. Daar jaag ik nog steeds, meestal met Terwildt. Heerlijke dagen zijn dat. Als we bijna onze bestemming hebben bereikt, schalt vaak Bach’s ‘2e Brandenburg concert’ (door Maarten ’t Hart in zijn boek ‘Droomkoningin’ het ‘2e verbrande concert’ genoemd) uit de luidsprekers.
Op de vide, waar ons bureau staat, hangen nog meer reeëngeweien en ook een paar varkenstrofeeën. Er hangt één trofee van een moeflon.
In een vensterbank van de kamer liggen gevonden afwerpstangetjes van reeën. En een vaasje. Daar zitten wat veren in. Ze hebben allemaal behoort tot prooien, welke door Kate, mijn valk, zijn geslagen.
Aan het gewei van Klein Duimpje hangt een geprepareerde grouse, een Schotse sneeuwhoen. Hij hangt daar alsof ik hem gisteren in de heuvels van Schotland heb geschoten en hem even nonchalant in de kamer heb gehangen, voordat hij keukenklaar wordt gemaakt. Ik vertel er nu niets over. De redactie van de Nederlandse Jager heeft een verhaal van mij hierover in depot. Als het gepubliceerd wordt, geeft ik je wel een seintje.
Een nadeel van kleine huizen is, dat je zeer selectief moet zijn in het bewaren van spullen, zelfs van boeken!
Onlangs werd me dat weer pijnlijk duidelijk. De hoeveelheid boeken nam onverantwoorde proporties aan. De boekenkast was natuurlijk allang gevuld met mijn verzameling jacht- en valkerijboeken, bijna alle boeken van Jef Geeraerts, Maarten ’t Hart en Evert Zandstra. Uiteraard had ik alle mogelijke boeken over vogels, planten, vlinders en zoogdieren. Ze staan vreedzaam naast haar fantasie- en kruidenboeken.
Het pijnlijke zat ‘m in een bezoek aan een boekenbeurs, onlangs op een druilerige zaterdag. De keuze was enorm en je koopt toch weer teveel boeken.
Thuis sloeg de vertwijfeling toe. Was dat 450 pagina dikke vliegvisboek echt nodig en de memories van Cherie Blair is misschien wel interessant, maar van onverantwoorde dikte.
Zo nu en dan kijken wij elkaar eens ernstig aan en besluiten een aantal boeken weg te doen. Gemakkelijker gezegd dan gedaan! We komen er altijd wel uit, maar onlangs vond ik bij de stapel op te ruimen boeken ‘Stenen voor een Ransuil’, de debuutroman van Maarten ’t Hart. Goed, goed, ik had daar twee exemplaren van, maar wel van verschillende druk. Gelukkig zijn we er uit gekomen (Ze staan beiden weer in de boekenkast).
Op de boekenkast staan twee geprepareerde vogels, een auerhaan en een korhaan. Herinnering aan een fantastische jachtweek in de Russische taiga. Grappig dat Nederland zich zo druk maakt om die paar laatste korhoenders te behouden. Kosten nog moeite worden gespaard. In Rusland kon ik ’s nachts niet slapen van de vele, vele baltsende korren rond ons vervallen onderkomen in de nederzetting Malischovschina. We aten tussen de middag vaak korhaan…
Behalve die kleine kachel, een JØtel, heb je het meeste wel gezien.
Koffie?

dinsdag 22 mei 2012

Het begin

Ieder begin is moeilijk.
Zeker als je net begint te bloggen. Want hoe begin je?
Laat ik me eerst even voorstellen: Jan Willems. Ik woon in Lauwersoog, op de grens van Groningen en Friesland, in het hart van het Lauwersmeergebied.
Mijn leven bestaat uit buiten. Daar wil ik in de toekomst iets over vertellen. Want ik denk dat ik werkelijk iets te vertellen heb. Over het echte buitenleven.
De hoofdrolspelers zullen ongetwijfeld mijn Harris Hawk Eugenie en mijn Slechtvalk Kate zijn. En natuurlijk mijn verrekijker!
Later, als ik verlegenheid van mij heb afgeworpen, zal ik over mijn andere passies verhalen. Over de Fee en Luna, het meest merkwaardig hondje die ik ooit ontmoet heb, en over mijn boeken die ik gepubliceerd heb en nog ga publiceren.
Reacties worden op prijs gesteld!