zondag 17 augustus 2014

Ethiek


Goede Vriend! Wat leuk dat ik jouw mag verwelkomen in ons huis. Van harte welkom! Je hebt veel gereisd, dus ik ben benieuwd naar jouw verhalen. We hebben elkaar al te lang niet gezien.
Maar laat ik je eerst even vertellen wat ik zojuist heb meegemaakt. Ik kwam bij toeval een kennis tegen.

“Ik ken jou wel”’ zei hij, “Je hebt een keer bij mij gejaagd. Jij bent die ethische jager, he?” Ik keek hem verbluft aan. Een paar jaar geleden was ik inderdaad gast bij hem in zijn jachtveld in Brabant. Maar waarom hij mij de stempel ethische jager gaf was mij niet duidelijk. Ik kon het hem niet meer vragen, want zijn opmerking kwam vanuit de geopend zijruit van zijn auto en hij reed gelijk na die opmerking weg.
Je gaat toch nadenken over zo’n opmerking. Ethische jager. Wat is dat eigenlijk?
Is het goed dat je een ethische jager bent, of juist niet? Moest ik me schamen omdat hij me een ethische jager noemde?
Al snel kwam ik er achter dat je dat zelf uitmaakt.
Ethiek is immers “de kritische bezinning over het juiste handelen.” Ik ga er prat op dat ik tijdens jagen dat juiste handelen uit voer. Uiteraard vanuit mijn eigen standpunt bezien.
Ik begreep opeens wat die Brabantse jager bedoelde. Vaak liet ik immers wild lopen of vliegen als ik twijfelde over de afstand. Geroep van collega jagers dat het makkelijk had gekund, nam ik ter kennisgeving aan. Mijn standaard opmerking “ik voer geen oorlog met het wild”, werd mij niet altijd  in dank afgenomen. Als er een keer een vos op een drijfjacht ontsnapte omdat uitgerekend daar geen geweer stond, gunde ik de vos zijn leven en bewonderde zijn slimheid om juist daar uit te breken. Als ik een haas schoot zoals het hoorde, stond ik er bij te glunderen en verprutste wel eens de kans op dat andere haas.
Bij grofwild (in mijn geval vaak reeën of varkens) zit ik oneindig te wikken en wegen of het een juist afschot is. Dat heeft me al menig ree en varken gekost. Maar het geeft mij meer voldoening om een jaarling met minimaal gewei te schieten dan een kapitale bok. Een paar jaar geleden voerde ik dat wel erg ver door. Van vriendje Egbert mocht ik een bok schieten in zijn veld. “Je redt je maar”, zei hij.
Het zou mijn vijftigste reebok worden. Al op de eerste avond werden mijn ethische principes op proef gesteld. Bijna gelijktijdig verschenen er 2 bokken. Een jonge, kapitale zesender en een knopbok. Dan ga je toch nadenken. Je vijftigste bok. Een jubileum. Die kapitale zesser paste in dat plaatje!

Ik heb het knopbokje geschoten. (ik leg je later wel eens uit waarom het schieten van een knopbok ethisch gezien beter is dan het schieten van een jonge, kapitale bok).                                                               
Ben ik dan een halleluja figuur die het allemaal zo goed weet en neerbuigend naar zijn mede jagers kijkt? Beslist niet. Mijn ethische principes kunnen best eens te maken hebben met onzekerheid en gebrek aan ervaring. Waar ik een haas laat lopen op 35 meter, kunnen zij die wel schieten omdat ze vaker jagen en door die ervaring weten dat ze een weidelijk schot af kunnen geven.
Ik zal dan ook nooit mijn ethische gedachten aan anderen op willen dringen. Zolang andere jagers binnen de weidelijkheidsnormen jagen , dien ik mijn mond te houden.
Waarom ben ik dan zo?
In de eerste plaats heb ik een strenge opleiding gehad op het Kroondomein en in de Flevopolders. Daar werd (en wordt) gejaagd volgens de weidelijkheidprincipes, meestal op Duitse leest geschoeid. Op het Kroondomein werd grofwild behandeld met respect. Een laatste bete was standaard, ontweiden deed je met je jas aan, respect voor het geschoten wild was vanzelfsprekend.
In Oostelijk Flevoland leerde mentor Joop mij hoe ik na een drijfjacht met de vaak meer dan honderd geschoten fazanten om moest gaan: netjes een tableau uitleggen en daarna het wild op een fatsoenlijke wijze naar de koeling brengen. Smijten met wild was taboe.
Verder denk ik dat mijn hang naar de oude jachttradities er ook mee te maken hebben. Jachttradities en weidelijkheid, de fatsoensnormen (al dan niet beschreven) voor jagers, liggen dicht bij elkaar.
Al met al kun je zeggen dat jachttradities en weidelijkheid te maken hebben met maar één ding: respect voor het wild.
Ik weet natuurlijk niet hoe mijn collega jagers hierover denken. Vriend Syb houdt zich strikt aan de jachttradities en weidelijksnormen. Niet allen tijdens het jagen in zijn (kleinwild)veld, maar ook na afloop. Het tableau wordt keurig uitgelegd, hoe klein het aantal geschoten wild ook is, een woord van dank aan het geschoten wild en de jagers en daarna wordt met onze jachthoorns het wild doodgeblazen.

 
Je ziet, Goede Vriend, jagen is niet het zomaar het doodschieten van een paar beesten. Het is gestoeld op eeuwenoude tradities. En daar hoort ook passie bij. Als je niet met passie jaagt, kun je beter naar de schietbaan gaan.

 
Zo, Goede Vriend, vertel mij nu eens wat je allemaal hebt meegemaakt. Wacht! Ik schenk eerst even een kop koffie in. Zullen we er een cognacje bij nemen?