Hé, leuk dat je even langs
komt. Ik zit uit te buiken van een voortreffelijk maal. Wilde eend. Ik zal in
het kort uitleggen hoe dat kwam.
De opdracht van de boer was
duidelijk: “Er staat nog één perceel zomertarwe en de eenden vreten alles op.
Probeer ze zoveel mogelijk te verjagen!”
Het was een
warme, lome zomeravond, toen ik met te veel patronen, te veel hoop en te veel
kleren naar het bewuste veld liep.
Het was nog volop licht en eenden waren er niet te zien. Ik
zat hier goed. Uitgestrekte velden voor me en een breed kanaal, verborgen
achter een dijk, naast me.
Grote groepen spreeuwen trokken langs me heen, op
weg naar hun nachtverblijf. Een vlucht kieviten boemelde, schijnbaar zonder
vooropgezet plan, door de lucht. Terwijl de zon langzamerhand begon te zakken,
kropen vlakbij me, acrobatische toeren uithalend, een pas uitgekomen nest
rietzangers door de stengels van het manshoog riet. Een oorstrelend geluid van
een roerdomp wedijverde met die van een paar kwartels. De boer had oog voor de
natuur. Dat bleek ook wel uit de aanwezigheid van baardmannetjes, die ik een
paar dagen geleden zag. Een groot perceel met winterwortelen was extreem
gevoelig voor muizenschade. Hij trachtte dat op te lossen met het plaatsen van
een flink aantal staken, waarop hij buizerds verwachtte, die de muizen zouden
verschalken.
De zon was nog niet onder en het
bleef warm. Niet echt eendenweer, zouden jagers zeggen. Vanuit technisch en
nostalgisch oogpunt jagen wij liever op eenden tijdens harde wind, regenbuien
en kou. Technisch, omdat eenden dan lager vlogen en binnen schot kwamen.
Nostalgisch, wel, in zijn boek ‘De Jacht in al Haar Vreugden’ beschrijft D.A.
Anema, ook bekend als ‘Amateur’ het als volgt: “…Het was ons te doen om de
eerste trek van het beweeglijke waterwild en het is een kouwelijke bedoening,
het tocht geweldig met die sterke noordwester. Onze hutten zijn namelijk niet
meer dan kleine ruimten op het oeverland, of op een eiland van twee bij drie
pas, omgeven door een schrale muur van ter plaatse groeiende rietjes, dan wel
van inderhaast weggesneden en in de slappe grond gestoken stengels.” Door
slecht weer kan de jager niet alleen eenden verschalken. In hetzelfde verhaal
schrijft Amateur: “…En een mijner Friese jachtvrienden kreeg eens bij zulk
onstuimig weer als ik hierboven schetste door een golf een dikke brasem in zijn
boot gezwiept. En op diezelfde reis nog weer een. Hij had toen nog niets
geschoten en was blij met dat fortuin.”
Uit deze citaten blijkt, best vriend, dat Amateur een
begenadigd schrijver was. Je voelt als het ware de kou door je lijf trekken, je
hoort de wind razen.
Maar, zoals gezegd, was het bij mij die avond juist
andersom. Het was zweten.
Naarmate de zon zakte lieten eenden van zich horen. Het was
alsof een dirigent met zijn baton het orkest van eenden aanzette tot de
ouverture. Zien deed ik niets. We mogen tot een half uur na zonsondergang op
eenden jagen. Dat is jammer, want dan is het zeker de eerste maand nog volop
licht. Eenden beginnen pas naar de graanakkers te trekken als het nagenoeg donker
is.
Plotseling begon het! Krooi na
krooi vloog over. Kleine groepen en heel grote groepen. De ‘locals’, de eenden
in de sloten vlak bij me, snaterden opgewonden. Maar als door een onzichtbare
hand voortbewogen vlogen de groepen eenden in zuidelijke richting. Ze vlogen zo
hoog, dat er aan schieten niet te denken viel. Ja toch! Een paar eenden kwamen
laag aan vliegen en wilden schijnbaar in de tarwe landen. Ik kon er één
schieten. Tot mijn schrik zag ik dat hij over de brede sloot op de dijk viel.
Door het warme weer had ik geen hond bij me. De sloot was te breed om er over
heen te springen en was dieper dan mijn laarzen toestonden. De sloot bestond
uit een ondefinieerbaar mengsel van waterplanten, flap en andere
ongerechtigheden. Het kwam niet in me op om de eend te laten liggen. Ik was
toch alleen op de wereld en begon snel mijn kleren uit te doen. Even later
worstelde ik mij zoals ik geboren was, maar dan zonder navelstreng, door de
rietkraag. Ik liet me in de prutsloot zakken en waadde door de troep, welke mij
tot borsthoogte omklemde. Na weer een rietkraag te hebben genomen, rende ik
naar de eend (even overwoog ik om de eend in mijn mond te nemen, zoals een
jachthond dat doet. Daar heb ik echter vanaf gezien) en begon aan de terugweg.
De slierten waterplanten bleven aan mij plakken en vormden schijnbaar een goede
camouflage, want toen ik bij mijn kleren was teruggekomen, kwam een krooi
eenden laag over. Ik vond het een raar idee (waarom weet ik niet!) om bloot een
eend te schieten. Snel spoelde ik mij af in een andere sloot, die iets schoner
was dan de prutsloot en kleedde mij aan. Juist op tijd. Op de rand van de
wettelijke sluitingstijd kon ik nog een eend schieten.
Ik deed de patronen van het geweer
om niet in de verleiding(…) te komen en heb nog zeker een half uur naar de
overtrekkende eenden gekeken.
Bij thuiskomst ben ik onmiddellijk
onder de douche gesprongen. Vriendin zat in de kamer en ik vertelde haar het
verhaal. Jennerig bracht ze via haar iphone ‘Flugwild tot’ ten gehore. Vandaag
heeft ze op werkelijk verrukkelijke wijze het ‘Flugwild’ gebraden. Eenden in
het begin van het seizoen zijn onvoorstelbaar lekker.
Het mooie van jagen op wilde eenden vind ik de aantallen
eenden in Nederland. Er zijn er veel. Jacht heeft geen invloed op aantallen
wilde eenden. Jagers, die vroeger grote tableaus eenden schoten mopperen over
de achteruitgang van de soort. Ik twijfel daaraan. Wilde eenden hebben volgens
mij een ander eetpatroon die waarschijnlijk veroorzaakt is door een andere vorm
van agrarisch beheer. Kleine akkers met graan zijn op de meeste plaatsen
vervangen door grote velden: eenden hebben het voor het uitzoeken.
Uit cijfers van Sovon blijkt dat in 1979 250.000-400.000
broedparen van wilde eenden zijn geteld, in 1987 200.000-400.000 en tussen 1998
en 2000 tussen de 350.000 en 500.000 broedparen. Toch schrijft Sovon op haar
website (www.sovon.nl) dat ‘de laatste 10
jaar (vanaf 1980) een significante afname van <5 % per jaar plaats vind’.
Zo, genoeg
gepraat! Hoe gaat het eigenlijk met jou? Hoe laat is het? Zal ik thee zetten,
of, euh…?