maandag 24 september 2012

Eenden


Hé, leuk dat je even langs komt. Ik zit uit te buiken van een voortreffelijk maal. Wilde eend. Ik zal in het kort uitleggen hoe dat kwam.
De opdracht van de boer was duidelijk: “Er staat nog één perceel zomertarwe en de eenden vreten alles op. Probeer ze zoveel mogelijk te verjagen!”
            Het was een warme, lome zomeravond, toen ik met te veel patronen, te veel hoop en te veel kleren naar het bewuste veld liep.
Het was nog volop licht en eenden waren er niet te zien. Ik zat hier goed. Uitgestrekte velden voor me en een breed kanaal, verborgen achter een dijk, naast me. 

Grote groepen spreeuwen trokken langs me heen, op weg naar hun nachtverblijf. Een vlucht kieviten boemelde, schijnbaar zonder vooropgezet plan, door de lucht. Terwijl de zon langzamerhand begon te zakken, kropen vlakbij me, acrobatische toeren uithalend, een pas uitgekomen nest rietzangers door de stengels van het manshoog riet. Een oorstrelend geluid van een roerdomp wedijverde met die van een paar kwartels. De boer had oog voor de natuur. Dat bleek ook wel uit de aanwezigheid van baardmannetjes, die ik een paar dagen geleden zag. Een groot perceel met winterwortelen was extreem gevoelig voor muizenschade. Hij trachtte dat op te lossen met het plaatsen van een flink aantal staken, waarop hij buizerds verwachtte, die de muizen zouden verschalken.
De zon was nog niet onder en het bleef warm. Niet echt eendenweer, zouden jagers zeggen. Vanuit technisch en nostalgisch oogpunt jagen wij liever op eenden tijdens harde wind, regenbuien en kou. Technisch, omdat eenden dan lager vlogen en binnen schot kwamen. Nostalgisch, wel, in zijn boek ‘De Jacht in al Haar Vreugden’ beschrijft D.A. Anema, ook bekend als ‘Amateur’ het als volgt: “…Het was ons te doen om de eerste trek van het beweeglijke waterwild en het is een kouwelijke bedoening, het tocht geweldig met die sterke noordwester. Onze hutten zijn namelijk niet meer dan kleine ruimten op het oeverland, of op een eiland van twee bij drie pas, omgeven door een schrale muur van ter plaatse groeiende rietjes, dan wel van inderhaast weggesneden en in de slappe grond gestoken stengels.” Door slecht weer kan de jager niet alleen eenden verschalken. In hetzelfde verhaal schrijft Amateur: “…En een mijner Friese jachtvrienden kreeg eens bij zulk onstuimig weer als ik hierboven schetste door een golf een dikke brasem in zijn boot gezwiept. En op diezelfde reis nog weer een. Hij had toen nog niets geschoten en was blij met dat fortuin.”
Uit deze citaten blijkt, best vriend, dat Amateur een begenadigd schrijver was. Je voelt als het ware de kou door je lijf trekken, je hoort de wind razen.
Maar, zoals gezegd, was het bij mij die avond juist andersom. Het was zweten.
Naarmate de zon zakte lieten eenden van zich horen. Het was alsof een dirigent met zijn baton het orkest van eenden aanzette tot de ouverture. Zien deed ik niets. We mogen tot een half uur na zonsondergang op eenden jagen. Dat is jammer, want dan is het zeker de eerste maand nog volop licht. Eenden beginnen pas naar de graanakkers te trekken als het nagenoeg donker is.
Plotseling begon het! Krooi na krooi vloog over. Kleine groepen en heel grote groepen. De ‘locals’, de eenden in de sloten vlak bij me, snaterden opgewonden. Maar als door een onzichtbare hand voortbewogen vlogen de groepen eenden in zuidelijke richting. Ze vlogen zo hoog, dat er aan schieten niet te denken viel. Ja toch! Een paar eenden kwamen laag aan vliegen en wilden schijnbaar in de tarwe landen. Ik kon er één schieten. Tot mijn schrik zag ik dat hij over de brede sloot op de dijk viel. Door het warme weer had ik geen hond bij me. De sloot was te breed om er over heen te springen en was dieper dan mijn laarzen toestonden. De sloot bestond uit een ondefinieerbaar mengsel van waterplanten, flap en andere ongerechtigheden. Het kwam niet in me op om de eend te laten liggen. Ik was toch alleen op de wereld en begon snel mijn kleren uit te doen. Even later worstelde ik mij zoals ik geboren was, maar dan zonder navelstreng, door de rietkraag. Ik liet me in de prutsloot zakken en waadde door de troep, welke mij tot borsthoogte omklemde. Na weer een rietkraag te hebben genomen, rende ik naar de eend (even overwoog ik om de eend in mijn mond te nemen, zoals een jachthond dat doet. Daar heb ik echter vanaf gezien) en begon aan de terugweg. De slierten waterplanten bleven aan mij plakken en vormden schijnbaar een goede camouflage, want toen ik bij mijn kleren was teruggekomen, kwam een krooi eenden laag over. Ik vond het een raar idee (waarom weet ik niet!) om bloot een eend te schieten. Snel spoelde ik mij af in een andere sloot, die iets schoner was dan de prutsloot en kleedde mij aan. Juist op tijd. Op de rand van de wettelijke sluitingstijd kon ik nog een eend schieten.
Ik deed de patronen van het geweer om niet in de verleiding(…) te komen en heb nog zeker een half uur naar de overtrekkende eenden gekeken.
Bij thuiskomst ben ik onmiddellijk onder de douche gesprongen. Vriendin zat in de kamer en ik vertelde haar het verhaal. Jennerig bracht ze via haar iphone ‘Flugwild tot’ ten gehore. Vandaag heeft ze op werkelijk verrukkelijke wijze het ‘Flugwild’ gebraden. Eenden in het begin van het seizoen zijn onvoorstelbaar lekker.
Het mooie van jagen op wilde eenden vind ik de aantallen eenden in Nederland. Er zijn er veel. Jacht heeft geen invloed op aantallen wilde eenden. Jagers, die vroeger grote tableaus eenden schoten mopperen over de achteruitgang van de soort. Ik twijfel daaraan. Wilde eenden hebben volgens mij een ander eetpatroon die waarschijnlijk veroorzaakt is door een andere vorm van agrarisch beheer. Kleine akkers met graan zijn op de meeste plaatsen vervangen door grote velden: eenden hebben het voor het uitzoeken.
Uit cijfers van Sovon blijkt dat in 1979 250.000-400.000 broedparen van wilde eenden zijn geteld, in 1987 200.000-400.000 en tussen 1998 en 2000 tussen de 350.000 en 500.000 broedparen. Toch schrijft Sovon op haar website (www.sovon.nl) dat ‘de laatste 10 jaar (vanaf 1980) een significante afname van <5 % per jaar plaats vind’.

            Zo, genoeg gepraat! Hoe gaat het eigenlijk met jou? Hoe laat is het? Zal ik thee zetten, of, euh…?