donderdag 12 november 2015

De H van Havik

Waarde Vriend.
Leuk je weer eens te zien in ons mooie Lauwersmeergebied. Kom binnen en drink een kopje koffie met mij. Of zullen we buiten gaan zitten? Het heet herfst te zijn, maar de temperatuur doet anders vermoeden. Mijn bijen vliegen alsof het voorjaar is!
Zeg, ik moet je deelgenoot maken van een boek die ik kortgeleden op aanraden van vriend Bert heb aangeschaft en..in korte tijd tot de laatste bladzijde heb uitgelezen. Ik ben er erg enthousiast over.
De titel van het boek is "De H is van Havik". Het is geschreven door de Engelse  schrijver, dichter, illustrator, geschiedkundige en natuuronderzoeker Helen Macdonald. Dit boek is in het Nederlands vertaald. De oorspronkelijke titel is 'H is for Hawk'. In Engeland en Amerika is het een bestseller en is verschillende keren in de prijzen gevallen. Kijk, ik heb het boek hier liggen.

Helen beschrijft in haar boek hoe zij een jonge havik, Mabel, treint, een valkeniersuitdrukking voor temmen. Ja, inderdaad, wat je zegt: ik voel me daartoe aangetrokken omdat ik momenteel ook een havik aan het treinen ben. Maar er is een groot verschil. Zij heeft een eerste jaars vogel met een vriendelijke inborst en ik heb een oudere, wat knorrige vogel, waarbij ik al mijn zeilen bij moet zetten om haar vertrouwen te winnen. Helen heeft bovendien als beroepsvalkenier gewerkt, vooral met valken.
Het boek is een literair hoogstandje. Al snel begrijp je dat zowel de training van de vogel, als het schrijven van dit boek maar om één ding draait: het verwerken van de plotselinge dood van haar vader, van wie zij innig hield. Eigenlijk is het boek één grote rouwverwerking.
Wat dit boek voor mij ook zo waardevol maakt, is haar fascinatie voor Terence H. White. Herinner je dat ik je eens een beschrijving heb gegeven van zijn boek 'The Goshawk', in het Nederlands uitgegeven als 'De vlucht van de Havik'? In dat boek beschrijft White de africhting van een havik. White heeft deze vogel vlak voor de 2e wereldoorlog gekocht van de Duitser Renz Waller. Misschien heb je wel eens van Waller gehoord. Behalve valkenier was hij ook een verdienstelijke schilder. Als valkenier was hij belangrijk voor Duitsland. Zo heeft hij de DFO opgericht, de Deutschen Falkenordens, een valkerijklub. Het is hem, midden in de 2e Wereldoorlog, als eerste gelukt om in gevangenschap slechtvalken te kweken. Hij heeft een belangrijk standaardwerk over de valkerij nagelaten: 'Der Wilde Falk ist mein Gesell'.
Van dit boek zijn verschillende herdrukken verschenen. Je zult hem ook in mijn boekenkast tegenkomen.
Even terug naar de 'H van Havik'. Dat Helen Macdonald steeds terug valt op Terence White stoort mij niet. Integendeel, ik heb die passages met gretigheid gelezen. Zij heeft White bestudeerd door in Texas, in het Harry Ramson Centre, al zijn door hem nagelaten dagboeken en manuscripten te lezen. Waaronder veel niet gepubliceerde werken. Merkwaardig is dat zij homosexuele en sadomasochistische eigenschappen bij White ontdekt. Dat was voor mij een verrassing want ik heb dat in zijn boek 'De Vlucht van de Havik' niet ontdekt.
Het verschil tussen White en Macdonald is de beschikbare kennis. White had enkele een paar valkerijboeken tot zijn beschikking, Macdonald had in de eerste plaatst ervaring door haar werkzaamheden bij valkerijcentra en was bovendien met ervaren valkeniers bevriend, die haar met raad en daad bij te stonden.
Waarde vriend, ik raad je aan het boek te kopen. Koop dan ook gelijk (als je die nog kunt vinden) het boek 'De Vlucht van de Havik' van T.H. White. Lees het boek van White eerst. Ik ben benieuwd wat je er van vindt.
Het wordt wat frisser. Zullen we binnen een glaasje port drinken?

woensdag 3 juni 2015

Stoppen met jagen(?)



Waarde vriend, wat is het goed om jouw weer te zien! Kom binnen. Ik schenk je een kop koffie in. Met een beetje suiker, herinner ik me.
Je treft me in een stadium vol verwarring aan.
Ik heb het gevoel dat ik op een keerpunt in mijn leven sta.
Zoals je weet ben ik een hartstochtelijk jager. Heel Europa heb ik afgereisd om te kunnen jagen. Bakken geld heb ik er aan uitgegeven. Ontelbare kilometers heb ik afgelegd.  Als vrienden mij uitnodigen voor een jachtdag, wist ik niet hoe snel ik ja moest zeggen.
Maar sinds ik mijn jachtmogelijkheid in het Duitse Brandenburg ben kwijtgeraakt, lijkt het wel of mijn passie geblust is.
Of dat de enige reden is, weet ik niet. Ik denk er vaak over na. Zal het met leeftijd te maken hebben? Hebben alle jagers dat op een bepaald punt in hun leven? Zal het tijdelijk zijn? Allemaal vragen.
Een jaar of 9 geleden was ik ook op zo’n punt. Maar dat was verklaarbaar. Toen ontdekte ik de Grote Liefde. Mijn gedachten waren alleen nog maar op haar gefocust: er was geen plaats voor iets anders. Die Liefde bestaat nog steeds, maar gelukkig niet meer in die verwoestende, roekeloze, alles overheersende mate als toen.
Nu is er iets anders aan de hand. Maar ik weet dus niet precies wat. Zou het mijn eeuwige drang naar vernieuwing zijn, het steeds weer iets anders willen? Ik heb op gebied van jagen ontzettend veel meegemaakt. De meeste vormen van jacht zijn mij bekend.

Of zou het komen omdat ik – aangegrepen door zijn overlijden -  nogmaals het boek “Jagen” van Jeff Geeraerts gelezen heb. Daarin beschrijft hij zijn afscheid van de jacht, wat hij overigens het Avontuur noemt. De beschrijving gaat over het einde van de jacht in Afrika en in Alaska. Hij is toen definitief gestopt met jagen.
Mag ik je de achtkant van zijn boek “Jagen” even voorlezen?:

….Het eerste deel speelt in augustus 1960, vlak na de onafhankelijk van Kongo. Na twee maanden worden de blanken verplicht hun vuurwapens in te leveren bij de Kongolese autoriteiten. ‘De blanke’ gaat in het binnenland voor het laatst jagen op de agressieve bosbuffel. Als het dier is geveld, slaat de man zijn jachtgeweer tegen een boom en neemt bewust en definitief afscheid van de tropen.
Het tweede deel speelt twintig jaar later – april 1980 – in Alaska, waar ‘de Belg’ vergezeld van een gids, in een jacht op de zeldzame grizzlybeer nog één keer de hartstocht en het gevaar van het avontuurlijk bestaan zal ervaren, alvorens te berusten in de werkelijkheid van de middelbare leeftijd.
De roman, opgebouwd als een diptiek, voert ons naar de wereld die Jeff Geeraerts door en door kent, omdat hij er in heeft geleefd: weidse, ongerepte landschappen waarin de jagende mens wordt geconfronteerd met Liefde, Geweld en Dood.
            Daar komt nu een dimensie bij: de nostalgie van de rijpe man, die voorgoed afscheid neemt
            van het Avontuur, nadat hij zijn laatste droom heeft verwezenlijkt.


Denk alsjeblieft niet, waarde vriend, dat ik me ga vergelijken met Jeff Geeraerts! Zeker niet! In de verte niet! Een literair genie als Jeff Geeraerts is uniek en laat zich met geen ander vergelijken.
Maar sommige elementen van zijn boek “Jagen” spreken mij aan en voel ik verwantschap.
We moeten maar eens zien, waarde vriend, waar ik eindig met mijn gevoelens. Dat ze tegenstrijdig zijn, staat vast. Vaak glijden mijn ogen over de talrijke jachttrofeeën in mijn huisje en voel ik weer me de vreugde van toen, bij het bemachtigen van het wild. Als ik stop met jagen is dat niet uit compassie met het wild. Dat zou hypocriet zijn. Maar de drang om grote hoeveelheden wild te schieten of een nog groter hert, heb ik al lang niet meer.
Stoppen met jagen doe je niet zomaar. Het is een manier van leven. Een groot deel van vriendenkring bestaat uit jagers. Zou ik die ook allemaal kwijt raken?
Valkenier blijf ik altijd. Dat zit diep. Bovendien wil ik mijn vriend Bertus niet teleurstellen. Dat valkerij ook jagen is, maakt mijn verwarring alleen maar groter. En mijn laatste droom heb ik nog niet verwezenlijkt…

Kom, we nemen een jachtbittertje bij de koffie. Niet als een afscheid, zeker niet van onze vriendschap!, maar misschien spoelt het de spinnenwebben in mijn hoofd weg.

zaterdag 17 januari 2015

Hoe heurt het eigenlijk?


 

Welkom, Waarde Vriend. Kom binnen. Het is altijd goed om je te zien. We hebben veel te bespreken.
Laatst zat ik te denken over jachtgebruiken, over liever gezegd, hoe jagers omgaan met tradities en de daarbij horende gebruiken in ons land. Weten ze eigenlijk nog wel hoe het hoort? Ik twijfel.
Want het is eigenlijk droevig gesteld met de Nederlandse jachtgebruiken en jachttaal. We hebben niets van ons zelf. De gebruiken en taal komen veelal uit het Duits. Is dat erg? Nee, hoewel ik vind dat, als je iets kopieert, je het wel goed moet doen. Sommige gebruiken horen zodanig in het land van afkomst thuis, dat je het daar ook moet laten. Een aantal jaren geleden zag en hoorde ik op de Nederlandse televisie een groep Friese jagers na afloop van een vossenjacht het Duitse jagerslied 'Horrido' zingen. Zo heurt het toch niet, lijkt mij. In de beslotenheid van een jachthut, ok. Maar en plain public komt het potsierlijk over.

Een ander gebruik, welke op mijn lachspieren werkt, is het in de linkerhand houden van een glas drank om te proosten na een (bijvoorbeeld) geslaagde jachtdag. In Duitsland schijnt het een rondje te kosten als je toost met een glas in je rechterhand. Ik heb nooit de reden van dit gebruik kunnen achterhalen. Tot in februari van vorig jaar. Nadat ik de meest flauwe verklaringen had gehoord, zoals je links moest toosten om met je rechterhand je lever vast te kunnen houden, heb ik het op Jagd und Hund in Dortmund gevraagd aan een leraar van een Duitse jachtschool. Volgens hem hangt een jager traditioneel gezien zijn geweer over zijn rechter schouder. Daardoor houdt hij alleen zijn linkerhand over om te toosten. Bij de jacht te paard houdt de ruiter de teugels in de rechterhand en heeft dus de linkerhand over om een glaasje vast te houden. Een redelijke verklaring, lijkt mij.

Hoe heurt het eigenlijk met jachtkleding? Heel simpel: doe aan wat lekker zit en vooral wat je beschermt tegen de elementen. Heel vroeger kleedde de 'gewone jagende man' zich in een corduroy broek, een groene boeren kiel en een groene pet. Stadse jagers haalde je er zo uit door hun duurdere jachtkleding.
Een aantal jaren geleden ging dat veranderen. Jacht is allang geen kwestie meer van veel geld. Nog niet zo lang geleden kleedde je je Duits of Engels. Ook dat is nu voorbij. Maar ik herinner me nog goed de (Duitse) loden mantels, lederhosen en zwierige hoeden met (nep)gemzenbard en rozetten met houtsnipveertjes aan de ene kant en de waxjassen, geblokte overhemden met stropdas en een 'deerstalker' op het hoofd aan de andere kant. De praktische kleding heeft nu de overhand. Het jagersgroen is enigszins teruggedrongen door bruin. Veel jagers zijn overgegaan naar Amerikaanse camouflagekleding. Sommige 'diehards' vinden dit te militaristisch. 'Real tree', noemt men dat. Een merkwaardig fenomeen is de 'Gilly outfit', een van de Amerikaanse elite-eenheid Seals afgekeken kleding die bestaat uit stroken stof. Het is niet mijn ding...
Niet mooi maar wel verstandig is de fluorescerende kleding tijdens drijfjachten. Het is uit Duitsland komen overwaaien en is nu tijdens veel drijfjachten in ons land verplicht.

 Over jachttaal zou ik een boek kunnen schrijven, Waarde Vriend, maar ik heb daar al een hoofdstuk aan besteed in mijn boek ‘Diana, de Fee en de Boswachter’. In de Engelse vertaling heb ik dit hoofdstuk weggelaten. Ik kwam er gewoon niet meer uit!
Wij, Nederlandse jagers, noemen bijvoorbeeld een fazantenhaan vaak een ‘kok’. Daar kun je niet mee aan komen met een letterlijke vertaling in Engelstalige landen…

Na afloop van een jachtdag wordt het wild uitgelegd op een speciale manier en in een bepaalde volgorde. Het tableau uitleggen, wordt dat genoemd. De jagers, die dan overigens ‘geweren’ worden genoemd, de drijvers, de hondenmensen en de jachthoornblazers staan op een bepaalde plaats. Zo heurt het nu eenmaal. O ja, waag het niet om over het wild te stappen als het tableau is uitgelegd! Maar veel jagers rommelen maar wat respectloos aan met het geschoten wild. Dat heurt niet zo!

Als er een stuk grofwild is geschoten, dus edelhert, damhert, ree, wild zwijn of moeflon (ik praat over Nederlandse omstandigheden. In Duitsland is reewild geen grofwild maar kleinwild en in sommige landen in Europa worden ook elanden, sikaherten, Chineese waterherten en muntjaks bejaagd. In Finland zelfs de Amerikaanse witstaarthert.), dan wordt een zogenaamde breuk overhandigd. Het is respect tonen voor het gedode wild. De breuk is een takje van bij voorkeur een spar, die door het ‘zweet’, dat is bloed in normaal Nederlands, van de inschotplaats van het geschoten dier wordt gehaald. De jagermeester overhandigd deze breuk op zijn hoed of jachtmes aan de schutter. Deze plaatst dat op de rechterkant van zijn hoed. Links mag niet. Dat doe je alleen als je een medejager begraaft. Bij het graf haal je de breuk van je hoed en gooit dat op de kist. Ja, Waarde Vriend, zo heurt dat.

Ik kan me voorstellen dat niet jagers vreemd opkijken bij al die gewoonten en rituelen van jagers. Ik herinner me nog goed dat jij moest grinniken toen we die (h)eerlijke fazant aten op het terras van ‘De Echoput’ en ik zei: “dank je wel fazant”. Tja, als jager heb je nu eenmaal een diep respect voor wild.

 
Zeg, Waarde Vriend, zullen we een kopje thee gaan drinken? Met een koekje. Zo heurt dat.