vrijdag 31 augustus 2012

De hut van Cartouche


            “Zullen we een kopje thee nemen? We hebben vorige week gehigh tea’t in de Theefabriek in Houwerzijl. De thee was zo bijzonder, dat we een pakje van die thee hebben gekocht. Proef je de gember?
Vlak voordat je kwam zat ik over een vraag te peinzen, die me laatst is gesteld. Het zit zo: je weet dat ik op Twitter zit. Een dame die mij volgt (en ik overigens haar ook) plaatste een foto van de hut van Cartouche op Twitter. Ik reageerde daarop door te roepen dat zij allerlei herinneringen bij mij opriep. Als communicatiedame was haar reactie voorspelbaar: “Welke herinneringen heb jij dan aan de hut van Cartouche?”
Zeg, weet jij eigenlijk wel waar ik het over heb? Nee? ‘K zag het even kort uitleggen.
            Cartouche, zijn echte naam was Arnold van der Wal, werd geboren op 10 mei 1920 in Amsterdam en overleed op 11 februari 1987. Vanaf zijn jeugd was hij een hartstochtelijk jager. In zijn jonge jaren was hij vaak te vinden in de polders en duinen van Noord-Holland. In 1946 pachtte hij het 1500 hectare grote Speulder- en Sprielderbos van Staatsbosbeheer. Het gebied was volledig leeggestroopt. Er zat geen beest. Met veel energie en hulp van zijn jachtopzichters zorgde hij er voor dat dit deel van de Veluwe weer wild ging bevatten. Later ging hij er in een houten hut wonen. Deze hut is een symbool geworden voor jagend Nederland. Cartouche werd (hoofd)redacteur van De Nederlandse Jager. Daardoor was hij in staat om zijn denkbeelden met betrekking tot de jacht uit te dragen. Cartouche had een geheel eigen stijl. Zijn columns met die typische schrijfstijl werden gretig gelezen door jagend Nederland, evenals zijn boek ‘Hutverhalen’. (Na zijn dood verscheen ‘Cartouche als mens en jager’). Cartouche was een autoriteit op het gebied van de jacht. Hij had daadwerkelijk wat te vertellen. Door ons jagers wordt hij nog steeds beschouwd als de enige Nederlandse jachtfilosoof. Hij kon een hartstochtelijk pleidooi houden over het nut van het jagen. De resultaten in zijn jachtveld dienden als voorbeeld wat jagers in de natuur kunnen bereiken. Hij was eigengereid en daardoor niet bij iedereen geliefd. De grote mannen van de KNJV, de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging, fronsten vaak hun wenkbrauwen. Maar de populariteit van ‘Het Jagertje’, zoals ´De Nederlandse Jager´ vaak werd en wordt genoemd, en de persoon van van der Wal stonden buiten kijf. Cartouche was ook een autoriteit op gebied van jachthonden. Ik zelf heb een paar jaar voor zijn dood een springer spaniel van hem gekocht. Ik mocht hem kopen als ik er mee ging jagen. Zo niet, dan moest ik honderd gulden meer betalen! Ik heb aan Tim overigens een puike jachthond gehad. Nadat JouJou, mijn Havik, hem eens flinke haal over de neus gaf omdat hij het pas geslagen konijn -die Tim voor haar uit een struik had gepeuterd- wilde apporteren, sloot hij vriendschap met mijn jachtvogel en hebben we met z’n drieën menig avontuur beleefd.
Cartouche was als jachtfilosoof uniek. Ik geloof niet dat hij putte uit geschriften van andere jachtfilosofen. Een enkele keer citeerde hij  José Ortega y Gasset.
Volgens mij was hij geen aanhanger was van Herman Löns, de Duitse journalist en schrijver (1866-1914). Löns kon aan de ene kant fantastische jubelverhalen schrijven over de natuur en jacht (“Waarom zou ik me ook door die stomme bok de schitterend-mooie ochtend laten bederven! De lucht is helder, de zon schijnt, de krekels zingen, de boomleeuweriken jubelen, vliegen gonzen. Goudjuffers schitteren en uit de blauwe luchten laat de buizerd zijn jachtroep naar de heide omlaagklinken, op die zeven roserode heuvelen voor het donkere woud, waar ik de jacht mag beoefenen.”), aan de andere kant was Löns van tijd tot tijd een sombere man (“Loopt men niet het hele leven zo in een kring? In een dikke nevel? Achter half-verwaaide verwachtingen, naar onbekende bestemmingen, en krijgt men er ten slotte iets meer van dan een wit laken? De drie monden van mijn geweer grijnzen mij tegen. Als ik nu aan de trekker roer, dan ben ik vlug thuis. Dan behoef ik eerst niet zoo ver te lopen. Zal ik?”)
Herman Löns was mateloos populair in Duitsland. Ondanks hevige protesten van zijn fans, nam hij vrijwillig dienst in het Duitse leger tijdens de 1e Wereldoorlog. Bij zijn eerste stormaanval aan het Marnefront stierf hij op 26 september 1914. Hij werd begraven in Frankrijk. Adolf Hilter zag wel brood in de voormalige volksheld en liet het lijk in 1934 opgraven en overbrengen naar Walsrode, op de Lüneburger Heide. Daar werd hij her-begraven en er werd een monument opgericht ter zijner ere. Een paar jaar geleden heb ik het graf van Löns bezocht. Kijk, ik heb hier een paar foto’s.

                    

Later werden -postuum- Herman Löns antisemitische uitingen verweten. Dat is beslist onjuist. Daar heeft hij zich verre van gehouden. Ook het door hem gecomponeerde Engelandlied, die door Duitse soldaten in de 2e Wereldoorlog werden gezongen, bewijst dat niet.
Goed, ik dwaal af.
Na de pensionering van Cartouche werd het redacteurschap overgenomen door Jaap Beekhuis, die onder het pseudoniem Hirsch al vaak artikelen had geschreven voor ´Het Jagertje´.Het lag niet aan Jaap dat de ban verbroken was. Cartouche hield de touwtjes niet meer in handen. Wij jagers misten Cartouche. ‘Het Jagertje’ is nooit meer hetzelfde geworden. Of dat erg is, vraag je? Nee. De tijden zijn veranderd. De jacht in Nederland is maatschappelijk veel meer geaccepteerd. Jagers zien steeds meer de samenhang van de natuur in en oogsten slechts in beperkte mate: de moderne jager staat in dienst van de natuur. Beheren en schadebestrijding hebben de plaats ingenomen van overmatig schieten. Openheid van zaken heeft het mystieke vervangen. De huidige redactie van ‘Het Jagertje’ ziet dat in en past de inhoud daar op aan. Het wil overigens niet zeggen dat wij jagers zijn verworden tot kille schieters die in dienst staan van de nukken van de natuur. Nee, we jagen nog steeds met veel genoegen. Het gedachtegoed van Arnold van der Wal houden wij in ere.
            De hut van Cartouche bestaat nog steeds. Het wordt beheert door de A.F. van der Walstichting.
De herinneringen die ik aan de hut van Cartouche heb, Judith, is niet zozeer het aantal keren dat ik de hut bezocht heb, maar meer de filosofieën die Cartouche uitstraalde over jagend Nederland. Deze hebben mij “als mens en jager” gevormd.

            Zo. Nu ben je helemaal op de hoogte, goede vriend. Als je meer wilt weten over Cartouche, moet je het boek van Renė Vlug “Aanzitten bij Arnold van de Wal” kopen. Dit boek is uitgegeven bij BDU boeken uit Barneveld.
Zeg, ik heb een droge mond gekregen van dat praten. Zal ik een biertje inschenken?”



Geen opmerkingen:

Een reactie posten